1.1 - Breuken, procenten en decimale getallen

Breuken, procenten en decimale getallen 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Breuken, procenten en decimale getallen 

Slide 1 - Slide

Lessonup en Classroom
Klassencode LessonUp: mtgjc

Classroom ben je uitgenodigd, check je mail

Klassencode voor online boek: 77523


Slide 2 - Slide

Deze les leer je van alles over breuken:
  • een deel berekenen 
  • breuk omschrijven in procenten (en <, >, =) 
  • breuken vereenvoudigen
  • breuken met de rekenmachine

Slide 3 - Slide

Welke berekening maak je hierbij?
Steek je hand op als je het weet.
Er zitten 30 leerlingen in de klas. 
Twee vijfde deel is een jongen. 
Hoeveel jongens zijn dat?
Deel berekenen

Slide 4 - Slide

Welke berekening maak je hierbij?
Steek je hand op als je het weet.
Er zitten 30 leerlingen in de klas. 
Twee vijfde deel is een jongen. 
Hoeveel jongens zijn dat?
Deel berekenen
52
x 30 =

Slide 5 - Slide

Welke berekening maak je hierbij?
Steek je hand op als je het weet.
Er zitten 30 leerlingen in de klas. 
Twee vijfde deel is een jongen. 
Hoeveel jongens zijn dat?
Deel berekenen
52
x 30 =
30 : 5 = 6
2 x 6 = 12

Slide 6 - Slide

Welke berekening maak je hierbij?
Steek je hand op als je het weet.
Er zitten 30 leerlingen in de klas. 
Twee vijfde deel is een jongen. 
Hoeveel jongens zijn dat?
Deel berekenen
52
x 30 = 12
30 : 5 = 6
2 x 6 = 12

Slide 7 - Slide

Hoe doe je dit?

Slide 8 - Slide

Deze tabel moet je uit je hoofd leren

Slide 9 - Slide

Deze tabel moet je uit je hoofd leren

Slide 10 - Slide

Deze tabel moet je uit je hoofd leren
dus: 3 x 12,5% = 37,5%

Slide 11 - Slide

Deze tabel moet je uit je hoofd leren

Slide 12 - Slide

Deze tabel moet je uit je hoofd leren
dus: 33 x          =    
1001
10033

Slide 13 - Slide

Deze tabel moet je uit je hoofd leren

Slide 14 - Slide

Deze tabel moet je uit je hoofd leren
< betekent kleiner dan
> betekent groter dan
= betekent is hetzelfde

Slide 15 - Slide

Deze tabel moet je uit je hoofd leren
3 x 12,5% = 37,5%

Slide 16 - Slide

Deze tabel moet je uit je hoofd leren
39% ... 37,5%

Slide 17 - Slide

Deze tabel moet je uit je hoofd leren
39% > 37,5%

Slide 18 - Slide

breuken vereenvoudigen
Steek je hand op als je weet hoe je  
moet vereenvoudigen.
2416

Slide 19 - Slide

breuken vereenvoudigen
Steek je hand op als je weet hoe je  
moet vereenvoudigen.
2416
Breuken vereenvoudigen:
teller en noemer door hetzelfde én zo groot mogelijk getal delen

Slide 20 - Slide

breuken vereenvoudigen
Steek je hand op als je weet hoe je  
moet vereenvoudigen.
2416
Breuken vereenvoudigen:
teller en noemer door hetzelfde én zo groot mogelijk getal delen

Slide 21 - Slide

breuken op de rekenmachine
Typ deze breuk in jouw rekenmachine
73

Slide 22 - Slide

breuken op de rekenmachine
Typ deze breuk in jouw rekenmachine
73
3 : 7 = 0,428

Slide 23 - Slide

breuken op de rekenmachine
Typ deze breuk in jouw rekenmachine
73
of je gebruikt deze knoppen

Slide 24 - Slide

breuken op de rekenmachine
Typ nu: 
273

Slide 25 - Slide

breuken op de rekenmachine
Typ nu: 
273
2 + 3 : 7 = 2,428

Slide 26 - Slide

Wat is meer?               of             
85
117

Slide 27 - Slide

Wat is meer?               of             
85
Eerst omrekenen naar decimale getallen 
117

Slide 28 - Slide

Wat is meer?               of             
85
Eerst omrekenen naar decimale getallen 
117
0,625           0,63636363636364

Slide 29 - Slide

Wat is meer?               of             
Dus             is meer
85
Eerst omrekenen naar decimale getallen 
117
0,625           0,63636363636364
117

Slide 30 - Slide

Huiswerk
1.1: 6,9,11,12,17,22,27,30,32,34
5 minuten werken in stilte
(dus geen vragen,
niet overleggen)

Slide 31 - Slide

Huiswerk
Voor donderdag 21 september

m. par. 1.1, oef.  6, 9, 11, 12, 17, 22, 27, 30, 32, 34

Slide 32 - Slide