This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Both: 2 personen, dieren, dingen (zelfstandig nw meervoud)
Each: twee of meer personen, dieren,dingen (zelfstandig nw enkelvoud met nadruk op individuele dingen)
Every, All en None: drie of meer personen, dieren of dingen(nadruk op het geheel)