Extra les: Gespreksvaardigheden

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 1

Gespreksvaardigheden

Programma

• Theorie 
• LSD
• Open en gesloten vragen
• Aan de slag

Lesdoelen

1. De studenten kunnen na afloop van de les uitleggen wat interne en externe ruis inhoudt. 
2. Studenten weten na afloop van de les het verschil tussen open en gesloten vragen.
3. Studenten kunnen na afloop van de les open vragen stellen en LSD toepassen tijdens een gesprek. 

Gespreksvaardigheden

Waarom is dit belangrijk voor het beroep?

Wat heb je gezien?

Mogelijke communicatieproblemen​

• Beide partijen hebben een andere voorstelling wat er gezegd wordt; ze snappen elkaar niet.
• Problemen bij de interpreteren van de boodschap​; wat bedoelt de ander?
• Problemen bij communicatiestoornissen; interne en externe ruis

Ruis

Interne ruis: storing ligt binnen communicatieproces plaats​

Externe ruis: storing ligt buiten het communicatieproces plaats​

Geef een voorbeeld van externe ruis.

Geef een voorbeeld van interne ruis

Een gesprek voeren op je werk bestaat uit: 

L…..

S…..

D…..

(L)uisteren

1. Aankijken tijdens het gesprek
   
2. Knikken
   
3. Interesse tonen met je houding (rechtop zitten)
   

(S)amenvatten

• Je checkt of je de ander goed begrijpt
  
• Je helpt om de rode draad vast te houden
  
• Je stelt de ander gerust: ‘ik luister echt naar je’
  
• Je bouwt een brug naar het volgende onderwerp
  

(D)oorvragen

• Ga de diepte in
  
• Durf ook op de emotie door te vragen
  
• Vertrouw op je intuïtie

Wat is het verschil tussen open en gesloten vragen?

Open vragen

Verduidelijkende vragen: je wilt meer informatie over het onderwerp. Je vraagt dan om verduidelijking, om meer informatie.

Dit zijn vaak  wie, wat, waar, wanneer en hoe vragen.

1. Wat betekent het nu precies voor je?
2. Kun je iets meer over vertellen?
   
3. Hoe bedoel je dat precies?
   
4. Wie doet dat dan, met welke reden denk je?
   

Gesloten vragen

• Is een vraag waarop de ander alleen kan antwoorden met één van de voor gecodeerde antwoordmogelijkheden.
• Vaak zijn deze antwoorden ‘ja’ of ‘nee’. 
• Gesloten vragen beperken dus de antwoordmogelijkheden.
• Ze zijn handig om toe te passen wanneer je behoefte hebt aan specifieke informatie. 

Aan de slag (15 min)

1. Je docent deelt jullie in groepjes van 3.
2. Jullie verdelen de rollen: observator, student 1 en student 2.
3. Student 1 vertelt in je groepje wat hij afgelopen week heeft geleerd op het werk, hij vertelt wat hij nog wil leren en waarom en hij vertelt wat hij over 5 jaar denkt te doen.
4. Student 2  stelt vragen, gebruikt de LSD techniek en stelt open vragen (wie, wat waar wanneer en hoe). Ook zorgt hij dat alle onderwerpen aan bod komen.
5. Observator observeert student 2 en kruist aan op de bingo kaart wat hij ziet of hoort. 
6. Na 5 minuten de rollen omdraaien en herhalen.

B	I	N	G	O
aankijken	samenvatting aan het einde	vraagt door	neutrale blik	doel van het gesprek
alle onderwerpen komen aan bod	open vraag	X	externe ruis	samenvatting
gerichte vraag	als ik het goed begrijp dan...	stilte van 3-5 sec	open houding	luisteren
interne ruis	argumenten	verkeerde onderwerp	knikken	rechtop zitten