M3 Hst 2 p3

Wat gaan we doen?

  • Herhalen paragraaf 2 
  • Vermogen berekenen
  • Energieverbruik berekenen
  • Zelfstandig werken 
Wat heb je deze les extra nodig?
Rekenmachine
Telefoon
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?

  • Herhalen paragraaf 2 
  • Vermogen berekenen
  • Energieverbruik berekenen
  • Zelfstandig werken 
Wat heb je deze les extra nodig?
Rekenmachine
Telefoon

Slide 1 - Slide

Toets hoofdstuk 2
Schrijf alvast in je agenda dat het proefwerk van hoofdstuk 2 tijdens de maandag in week 47 wordt afgenomen

Slide 2 - Slide

Herhaling paragraaf 2
Wat weten we nog van:
- fase en nuldraad
- kortsluiting
-overbelasting

Slide 3 - Slide

De fasedraad is
timer
0:15
A
Groen
B
Blauw
C
Bruin
D
Rood

Slide 4 - Quiz

De nuldraad is
timer
0:15
A
Zwart
B
Bruin
C
Rood
D
Blauw

Slide 5 - Quiz

De schakeldraad is
timer
0:20
timer
0:15
A
Rood
B
Zwart
C
Groen
D
Blauw

Slide 6 - Quiz

Weerstand bepaald
timer
0:15
A
Hoe makkelijk de stroom door de draden gaat
B
Hoeveel licht de lamp geeft
C
Hoeveel draden er zijn aangesloten
D
Of de schakelaar aan of uit staat

Slide 7 - Quiz

Leg uit wat kortsluiting is
timer
0:40

Slide 8 - Open question

Bij overbelasting ...
timer
0:10
Is de spanning te groot
Is de totale stroomsterkte te groot
Is de weerstand te groot

Slide 9 - Poll

Vermogen (P)
Het vermogen is de hoeveelheid elektrische energie dat een apparaat per seconde verbruikt.

Dit geef je aan met de eenheid watt (W)

Slide 10 - Slide

Berekenen vermogen
Vermogen = spanning x stroomsterkte

In formuletaal: 

P = Vermogen
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P=UI

Slide 11 - Slide

Kilowattuurmeter

-> kWh meter

kW = kilo watt
kilo = 1000  dus 1 kW = 1000 W

Energieverbruik berekenen: Aantal kWh * prijs per kWh

Slide 12 - Slide

Energieverbruik berekenen
Energieverbruik = vermogen (in kW) x tijd (in h)
Of in formule taal



Het vermogen reken je eerst om naar kW maar de vermogens van verschillende apparaten mag je bij elkaar optellen.
E=Pt

Slide 13 - Slide

Wat is het symbool voor
vermogen?
timer
1:00
A
A
B
V
C
I
D
P

Slide 14 - Quiz

Wat is de formule voor
het berekenen van het
vermogen?
timer
0:10
A
P=IU
B
V = L * J
C
P=UI
D
W = V * A

Slide 15 - Quiz

Je hebt een spanning van 10 V
en een stroomsterkte van 2 A
Wat is het vermogen?
timer
0:10
A
5 Watt
B
20 Watt
C
12 Watt
D
Dit kan je niet weten

Slide 16 - Quiz

Je hebt een spanning van 2 V
en een weerstand van 5 A
Wat is het vermogen?
timer
0:10
A
10 Watt
B
2,5 Watt
C
7 Watt
D
Dit kan niet

Slide 17 - Quiz

Wat is het symbool
voor energie?
timer
0:10
A
L
B
K
C
E
D
P

Slide 18 - Quiz


timer
0:30
De tijd heeft als symbool een kleine letter t en met het vermogen samen kan je de energie berekenen Geef de formule hiervan

Slide 19 - Open question

Een kachel heeft een vermogen van
4000 Watt en deze staat 2,5 uur aan.
Wat is het energieverbruik?
timer
0:40

Slide 20 - Open question

Groepsopdracht
Groepjes van 4

Ranken van apparaten
van groot naar klein vermogen

Zet dat op papier 

Slide 21 - Slide

timer
5:00

Slide 22 - Slide

Stuur hier je antwoord
in van het ranken
timer
0:30

Slide 23 - Open question

Zelfstandig werken
Opdrachten maken paragraaf 2.3

Huiswerk is opgave 31 t/m 36 

Slide 24 - Slide