CMC Spelling hoofdletters

Spelling
Hoofdletters
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling
Hoofdletters

Slide 1 - Slide

Wanneer een hoofdletter?
• Begin van een zin
• Bij (aardrijkskundige) namen
• Officiële feestdagen
• Historische gebeurtenissen
• Instellingen of bedrijven

Slide 2 - Slide

Wanneer geen hoofdletter?
  • dagen
  • maanden
  • seizoenen
  • windstreken

Slide 3 - Slide

Instructievideo
Lange versie

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Instructievideo
Korte versie

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Quiz

Slide 8 - Slide

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 9 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
havo
B
HAVO

Slide 10 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde

Slide 11 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 12 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 13 - Quiz

Zijn hoofdletters in onderstaande zin juist of onjuist gebruikt?
´S Ochtends ga ik altijd sporten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 15 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
vmbo
B
VMBO

Slide 16 - Quiz

Welke schrijfwijze is correct?
A
Sparta Rotterdam uit Rotterdam-west
B
sparta rotterdam uit Rotterdam-west
C
Sparta Rotterdam uit Rotterdam-West
D
Sparta Rotterdam uit rotterdam-west

Slide 17 - Quiz

1. Namen van maanden schrijf je met een hoofdletter
2. Namen van bedrijven schrijf je met een hoofdletter
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide stellingen zijn juist
D
beide stellingen zijn onjuist

Slide 18 - Quiz

Leestekens
Punt: na een zin
Vraagteken: na een vraag
Uitroepteken: bij extra nadruk
Komma: -tussen twee persoonsvormen
-Voor verbindingswoorden
-als je een pauze hoort

Slide 19 - Slide

Aan de slag
Jullie gaan nu de volgende opdrachten maken:
-Spelling H1 opdracht 1, 4 en 5 (pag. 34/35)
-Spelling werkwoorden H1 opdracht 1, 3 en 6 (pag. 36/37)

Je werkt eerst 5 minuten in stilte. Je stelt geen vragen
Daarna volgen 10 minuten waarin je eventueel mag overleggen met je buur

Slide 20 - Slide