Unit 3: one/ones en much/many

Hello!
This lesson:
  • Grammar: one/ones + much/many
  • ***Practise more***
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hello!
This lesson:
  • Grammar: one/ones + much/many
  • ***Practise more***

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
  • benoemen wanneer je one of ones gebruikt.
  • het verschil tussen much en many benoemen.
  • de grammatica van one/ones en much/many correct toepassen.

Slide 2 - Slide

Verwijswoorden: one / ones

Slide 3 - Slide

Fill in the blanks:
Je kunt een ________ vervangen door one/ones wanneer je het herhaalt of in een antwoord op een vraag.

Slide 4 - Open question

Bij enkelvoud gebruik je:
Bij meervoud gebruik je:
Sleep one en ones achter de juiste zin
Ones
One

Slide 5 - Drag question

In short
Je kunt een zelfstandig naamwoord vervangen door one wanneer je het herhaalt of wanneer je antwoord geeft op een vraag.

- Bij enkelvoud gebruik je one
E.g. Which bag are you going to buy? The white one.

- Bij meervroud gebruik je ones
E.g. I'm going to buy new trainers because my old ones have holes in them.

Slide 6 - Slide

Vul in:
1. Can I have the red apples, please? I don't like the green _____
A
one
B
ones

Slide 7 - Quiz

Vul in:
2. There are lots of books here – which _______ are yours?
A
one
B
ones

Slide 8 - Quiz

Vul in:
3. I like both these hoodies, but which ______ is cheaper?
A
one
B
ones

Slide 9 - Quiz

Vul in:
4. Small pineapples are sweeter than big _______.
A
one
B
ones

Slide 10 - Quiz

Vul in:
5. If you buy two bottles of water, you get a third ______ free.
A
one
B
ones

Slide 11 - Quiz

Veel: much / many
  • Bekijk de video op de volgende slide
  • Lees de samenvatting
  • Beantwoord de multiple choice vragen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

In short
Much en many betekenen allebei veel, maar je gebruikt:

  • Much voor een zelfstandig naamwoord dat ontelbaar is of in het enkelvoud staat. Bijvoorbeeld: much sugar, much time, much choice.
  • Many voor een zelfstandig naamwoord dat telbaar is en in het meervoud staat. Bijvoorbeeld: many shops, many tables, many people

Slide 14 - Slide

Vul in:
He didn't eat ______ meat
A
much
B
many

Slide 15 - Quiz

Vul in:
Do you have _____ friends abroad?
A
much
B
many

Slide 16 - Quiz

Vul in:
There was too ______ noise outside to focus on my online class.
A
much
B
many

Slide 17 - Quiz

Vul in:
How _____ money do you earn at your new job?
A
much
B
many

Slide 18 - Quiz

Vul in:
How _____ crossword puzzles did she solve correctly?
A
much
B
many

Slide 19 - Quiz

***Practise more***
Unit 3 - lessons 2: do assignment grammar 3
Unit 3 - lesson 4: do assignment grammar 1, 2 and 4
Unit 3: catch up assignments 3, 4, 6

Slide 20 - Slide