21.3 Specifieke afweer en antistoffen

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
21.3 Specifieke afweer deel 1
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 35 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
21.3 Specifieke afweer deel 1

Slide 1 - Slide

Deze les:
- Kennisvragen 21.1 + korte herhaling 21.2
- Uitleg 21.3
- PO opstarten
- Opdrachten maken


Slide 2 - Slide

Doel 21.3
Je leert hoe de specifieke afweer ziekteverwekkers tegengaat

Begrippen:
Dendritische cellen, macrofagen, MHC-II-moleculen, antigeenpresenterende cel, B- en T-lymfocyten, T-helpercel, cytotoxische T-cel, Plasmacellen, Immunoglobulinen. 

Slide 3 - Slide

Samenvatting Niet-specifieke afweer 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

APC
Na fagocytose koppelt de macrofaag of dendritische cel antigenen van de ziekteverwekker aan een
molecuul op het celmembraan: 
het MHC-II molecuul (extra vlaggenstok!)

Hij wordt daarmee een Antigeen Presen-
terende Cel (APC). De APC gaat naar een
lympfeknoop of de milt. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Lymfe stelsel
De fagocyt (APC) verplaatst zich naar een lymfeknoop en presenteert het antigeen aan T-helper cellen (Th-cellen).

Slide 8 - Slide

T-helpercel
Inactieve T-helpercellen (Th-cellen) 
hebben een unieke antigeen-receptor.

Als een antigeen-receptor van een
T-helpercel past op het antigeen dat 
door de APC wordt gepresenteerd dan 
wordt deze Th-cel actief.

Slide 9 - Slide

T-helpercel activatie
De Th-cel activatie door een APC is de eerste stap in de specifieke afweer.

De Th-cel met een passende receptor wordt hierdoor geactiveerd.



Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Cytotoxische T cellen
De Th-cel activeert Tc-cellen (Cytotoxische T cellen) met dezelfde receptor.

De geactiveerde Tc-cellen (cytotoxische T cellen) herkennen met die receptor geïnfecteerde lichaamscellen (IC) en prikken deze lek -> cellen gaan dood (lysis).

Slide 13 - Slide

APC - lichaamseigen cel
Ook een geinfecteerde (of tumor-) cel kan een Antigeen Presenterende cel zijn. 

In dat geval wordt direct een Tc cel geactiveerd, zonder tussenkomst van een Th cel.



Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

B-cellen
De Th-cel activeert B-cellen met dezelfde receptor
Geactiveerde B cellen vormen plasmacellen



Slide 16 - Slide

Plasmacellen/ antistoffen
Plasmacellen produceren antistoffen die dezelfde vorm hebben als de receptor. 
Antistoffen worden ook wel immunoglobulines genoemd of antilichamen. 
Antistoffen binden heel specifiek aan het antigeen en dus aan de ziekteverwekker.


Antistoffen binden aan de ziekteverwekker en maken deze dood en/ of maken deze makkelijk herkenbaar voor fagocyten.



Slide 17 - Slide

1
2
4
5
3

Slide 18 - Slide

BINAS 84L
Zoek de gebeurtenissen 1 t/m 5 op in deze BINAS tabel, waar vindt je welk deel terug?

Slide 19 - Slide

1

Slide 20 - Slide

2

Slide 21 - Slide

3

Slide 22 - Slide

4

Slide 23 - Slide

5

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Cellulaire: met Tc cellen

Slide 26 - Slide

Humorale: met antistoffen

Slide 27 - Slide

Waarom worden virussen vooral door cellulaire afweer bestreden?

Slide 28 - Open question

Ontwikkeling witte bloedcellen
25% van de witte bloed-
cellen zijn lymfocyten,
ontstaan uit dezelfde
stamcel

Slide 29 - Slide

Ontwikkeling witte bloedcellen
B cellen ontstaan in het
beenmerg.
Rijpen in lymfknopen.
B cellen die kunnen binden
aan lichaamseigen 
antigenen gaan dood.

Slide 30 - Slide

Ontwikkeling witte bloedcellen
T cellen ontstaan in het
beenmerg.
Rijpen in de thymus.
T cellen die kunnen binden
aan lichaamseigen 
antigenen gaan dood.

Slide 31 - Slide

Ontwikkeling witte bloedcellen
De thymus zit achter het
borstbeen en verschrompelt 
in de puberteit

Slide 32 - Slide

Begrippen 21.3
specifieke afweer, MHC-II moleculen, Antigeen Presenterende Cel (APC), lymfevatenstelsel, lymfeknopen, lymfocyten, B-lymfocyten, T-lymfocyten, T-helpercellen (Th -cellen), cytotoxische T cellen (Tc-cellen), B lymfocyten (B-cellen), antistoffen, plasmacellen

Slide 33 - Slide

BINAS 21.3
BINAS 84L1 Antigeenpresentatie
BINAS 84L2 Humorale en cellulaire immuniteit
BINAS 84N Lymfevaten en lymfoïde organen




Slide 34 - Slide

PO opstarten/ Opdrachten
Nakijken opdr. 21.1 + 21.2, welke bespreken?
Maken 21.3 opdr. 1 t/m 4 en 6 t/m 9

Slide 35 - Slide