v2c Lezen blok 5 les 2


1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Slide 1 - Slide

Lezen blok 5
  • Mening, argument en tegenargument
  • Je kunt tekstverbanden en signaalwoorden herkennen.

Slide 2 - Slide

timer
1:00
Welke signaalwoorden ken je?

Slide 3 - Mind map

herhaling

tekstverband  -> signaalwoorden


voorbeeld

opsomming

tegenstelling


Slide 4 - Slide

tekstverband -> opsomming
Er worden verschillende dingen achter elkaar genoemd.

Je herkent dit verband aan de volgende signaalwoorden:
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen....maar ook, ten eerste , ten tweede 

Slide 5 - Slide

tekstverband -> tegenstelling
Na een uitspraak wordt meteen het tegenovergestelde beweerd.

Je herkent een tegenstelling aan de volgende signaalwoorden:
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds...anderzijds, daar staat tegenover

Slide 6 - Slide

tekstverband -> voorbeeld
Een uitspraak wordt gevolgd door een of meerdere voorbeelden.

Je herkent een voorbeeld aan de volgende signaalwoorden:
bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo

Slide 7 - Slide

aanvulling

tekstverbanden:

middel - doel

oorzaak - gevolg

uitspraak-vergelijking

uitspraak-reden

Slide 8 - Slide


1. Bedenk per twee zinnen wat het verband tussen de zinnen is.

2. Herschrijf de zinnen en gebruik een woord dat duidelijk maakt wat de zinnen met elkaar te maken hebben.

3. Welke woorden heb je gebruikt hebt en waarom?



De trein reed vandaag weer niet.
Ik kon niet op school komen.

Morgen neem ik de bus.
Op tijd op school te kunnen komen.

Ga maar op de fiets naar school.
Op het openbaar vervoer kun je niet vertrouwen.

Slide 9 - Slide

voorbeelduitwerking
De trein reed vandaag weer niet, zodat ik niet op school kon komen. (oorzaak-gevolg)
Morgen neem ik de bus om op tijd op school te kunnen komen. (middel-doel)
Ga maar op de fiets naar school, want op het openbaar vervoer kun je niet vertrouwen. (uitspraak-reden)

Slide 10 - Slide

tekstverband -> middel doel


Iemand noemt een doel en daarbij het middel waarmee dat doel bereikt kan worden.


Je herkent een middel-doel aan de volgende signaalwoorden:

waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om te.... etc

Slide 11 - Slide

tekstverband -> vergelijking

Na een uitspraak worden er twee of meer dingen met elkaar vergeleken.


Je herkent een vergelijking aan de volgende signaalwoorden:

zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met...

Slide 12 - Slide

tekstverband -> oorzaak- gevolg

Iemand doet een uitspraak die een oorzaak bevat. Daarna wordt het gevolg genoemd.


Je herkent een oorzaak-gevolg aan de volgende signaalwoorden:

daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor

Slide 13 - Slide

tekstverband -> reden

Na of voor een uitspraak wordt een reden genoemd. Een reden geeft aan waarom iemand iets wel of niet doet.


Je herkent een reden aan de volgende signaalwoorden:

daarom, want, omdat, namelijk

Slide 14 - Slide

Tekstverband: VERGELIJKING
A
net als
B
kortom
C
zodat
D
waarmee

Slide 15 - Quiz

Tekstverband: MIDDEL-DOEL
A
zoals
B
om
C
zo
D
omdat

Slide 16 - Quiz

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
om

Slide 17 - Quiz

Blok 5, Lezen
Maak opdracht 5 helemaal

Klaar? Maak opdracht 6 helemaal. 

Slide 18 - Slide