13.6 Afweer

13.6 Afweer 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

13.6 Afweer 

Slide 1 - Slide

Terugblik

Slide 2 - Slide


De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers

Slide 3 - Quiz

Naast de nieren zijn er nog 3 andere organen die een uitscheidingsfunctie hebben.

Welke organen zijn dat?
A
1 = milt 2 = schildklier 3 = lever
B
1 = alvleesklier 2 = longen 3 = huid
C
1 = lever 2 = maag 3 = baarmoeder
D
1 = longen 2 = lever 3 = huid

Slide 4 - Quiz

Wat is uitscheiden?
A
Verwijderen van afvalstoffen
B
In- en uitademen
C
Plassen en poepen
D
Zweten

Slide 5 - Quiz

Het hart krijgt ZELF zuurstofrijkbloed dankzij de:
A
Longader
B
Kransslagader
C
Kransader
D
Aorta

Slide 6 - Quiz

Waar liggen de kransslagaders?
A
In je hoofd
B
In je longen
C
In je hart
D
In je benen

Slide 7 - Quiz

Blaas
Urineleider
Nier
Urinebuis

Slide 8 - Drag question


7 en 8
A
7: linker boezem 8: kransaders
B
7: rechter kamer 8: kransslagaders
C
7: rechter boezem 8: kransaders
D
7: rechter boezem 8: kransslagaders

Slide 9 - Quiz

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 10 - Drag question

Nierslagader
Nierader
Niermerg
Nierschors
Nierbekken 
Urineleider

Slide 11 - Drag question

Doel van de les
  • 13.6.1 Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties en op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
  • 13.6.2 Je kunt omschrijven hoe stoffen een allergische reactie kunnen veroorzaken.
Gelukkig word je niet zomaar ziek van allerlei stoffen en ziekteverwekkers. Je lichaam verdedigt zich daartegen.

Slide 12 - Slide

Infectie
Stoffen die niet in je lichaam thuishoren, noem je lichaamsvreemde stoffen. Deze komen het lichaam binnen door bijvoorbeeld infecties, bloedtransfusies en bij orgaantransplantaties. Bij een infectie dringen ziekteverwekkers je lichaam binnen en vermenigvuldigen zich. De ziekteverwekkers kunnen bacteriën, virussen, schimmels of dieren (bijvoorbeeld insecten) zijn.

Slide 13 - Slide

Afweer
De manier waarop het lichaam zich beschermd tegen het binnenkomen van ziekteverwekkers heet afweer.
Afweer bestaat uit verschillende delen:
  1. Huid
  2. Slijmvliezen
  3. Maagsap
  4. Witte bloedcellen

Slide 14 - Slide

De huid
De huid houdt schadelijke stoffen en organismen tegen, bijvoorbeeld bacteriën.
 Het laagje talg op de huid gaat aantasting van de huid door ziekteverwekkers tegen.

Slide 15 - Slide

De slijmvliezen

De slijmvliezen in je neus houden kleine stofjes en ziekteverwekkers tegen. Trilharen verplaatsen het slijm naar de keelholte, waar het wordt ingeslikt.
Ook in het darmkanaal laten de slijmvliezen de ziekteverwekkers niet makkelijk door. 

Slide 16 - Slide

De maag
In je maag worden de bacteriën gedood door zoutzuur (een stof in het maagsap). Ook bacteriën die met je voedsel zijn meegekomen, worden door het zoutzuur gedood.

Slide 17 - Slide

Infectie
Als het ziekteverwekkers toch lukt om je lichaam binnen te komen, heb je een infectie. Het afweersysteem (of immuunsysteem) wordt dan actief en gaat de ziekteverwekker bestrijden. Ziekteverwekkers zijn meestal bacteriën of virussen. Ook sommige schimmels kunnen een infectie veroorzaken.

Slide 18 - Slide

Koorts
Bij een infectie ontstaat er vaak koorts. Dit is een verhoging van de lichaamstemperatuur. Deze hoge temperatuur houdt de ontwikkeling van de ziekteverwekkers tegen. Ook versnelt koorts andere reacties van het lichaam. 

Slide 19 - Slide

Infectie
Als je een infectie hebt, duurt het een tijdje tot de witte bloedcellen voldoende antistof hebben gemaakt . Daardoor word je bij een infectie vaak eerst ziek. Als er voldoende antistof is gemaakt, word je weer beter.

Slide 20 - Slide

Tuberculose
De ziekte tuberculose wordt veroorzaakt door een bacterie. De tuberculosebacterie komt het lichaam binnen via de longen en verspreidt zich in het bloed door het hele lichaam. Mensen met tuberculose moeten vaak hoesten, waardoor de longen worden beschadigd. Door de ontdekking van antibiotica komt tuberculose in Nederland nog maar weinig voor. Antibiotica doden alleen bacteriën en geen virussen.

Slide 21 - Slide

Witte bloedcellen horen bij het afweersysteem. Je kunt witte bloedcellen zien als ‘soldaten’. Ze worden eropuit gestuurd om de ziekteverwekkers te vinden en te doden. Sommige witte bloedcellen doen dat door de ziekteverwekker op te nemen en kapot te maken. De witte bloedcel gaat daarbij zelf ook vaak dood.
Witte bloedcel
Bacteriën

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Antistoffen
Aan de buitenkant van ziekteverwekkers zitten eiwitten die het lichaam niet herkent als eigen. Dit noemen we antigenen. Als deze antigenen het lichaam inkomen dan maken bepaaldewitte bloedcellen antistoffen aan tegen deze antigenen. Deze antistoffen plakken zich vast aan de ziekteverwekker en maken deze onschadelijk. 

Slide 24 - Slide

Specifieke afweer
Voor elke ziekteverwekker is er een andere speciale antistof nodig. Je lichaam moet deze allemaal kunnen maken. Deze antistoffen worden vervoerd door het bloed. Als je lichaam een bepaald type antistof heeft gemaakt, blijft deze nog een tijd aanwezig in het bloed. Bij bloedonderzoek wordt vaak gekeken welke antistoffen er in het bloed aanwezig zijn. Als een antistof aanwezig is, dan is die persoon (of dier) met die ziekteverwekker besmet geweest. 

Slide 25 - Slide

Natuurlijke immuniteit
Als je lichaam een antistof heeft gemaakt, blijft deze antistof nog een tijdje aanwezig in het bloed. Bovendien ‘onthouden’ de witte bloedcellen hoe ze deze antistof moeten maken. Komt dezelfde ziekteverwekker later nog een keer in je lichaam, dan kunnen de witte bloedcellen meteen de juiste antistof maken. Je wordt dan niet ziek: je bent immuun geworden voor deze ziekte.
Als je immuun bent omdat je de ziekte hebt gehad dan noem je dat natuurlijke immuniteit

Slide 26 - Slide

Kunstmatige immuniteit
Tegen sommige ziekten kun je je laten inenten (vaccinatie). Een vaccin heeft een deel van de dode of verzwakte ziekteverwekker, of antigenen van de ziekteverwekker, of een stof die ervoor zorgt dat het lichaam zelf de antistoffen gaat aanmaken. Omdat nooit de hele ziekteverwekker in het vaccin zit, word je er niet (erg) ziek van.
Bepaalde witte bloedcellen maken antistoffen tegen de antigenen van de ziekteverwekker. Als je later wordt geïnfecteerd door deze ziekteverwekker, maken de witte bloedcellen vrijwel onmiddellijk antistof aan. Je bent immuun geworden en wordt niet ziek. Immuniteit door vaccinatie heet kunstmatige immuniteit.

Slide 27 - Slide

Kind vaccinaties
Kinderen krijgen in hun eerste levensjaar enkele keren een DKTP-prik. Dit is een vaccinatie tegen difterie, kinkhoest, tetanus en polio (kinderverlamming). Daarna krijgen ze nog een BMR-prik tegen bof, mazelen en rodehond. Op latere leeftijd kun je nog vaccinaties krijgen tegen bijvoorbeeld het humaan papillomavirus (HPV) dat baarmoederhalskanker kan veroorzaken. Deze prik is voor zowel jongens als meisjes vanaf 10 jaar.

Slide 28 - Slide

Actieve en passieve immuniteit
Bij een vaccinatie ontstaat de immuniteit doordat de ingeënte persoon zelf de antistof maakt. Dit heet actieve immunisatie. Als je antistoffen krijgt ingespoten, spreek je van passieve immunisatie. Dit gebeurt bijvoorbeeld als je wordt gebeten door een gifslang of een hondsdol dier. Er komen giftige antigenen in je lichaam. Je krijgt dan een serum ingespoten met een of meer antistoffen tegen lichaamsvreemde, giftige stoffen. Serum is bloedplasma zonder stollingseiwitten. De ingespoten antistoffen maken de antigenen direct onschadelijk. Je maakt zelf geen antistoffen.

Slide 29 - Slide

Baby's
Bij baby’s en kinderen werkt het afweersysteem nog niet goed. De eerste vijftien weken zijn baby’s beschermd door de antistoffen die ze via de placenta van hun moeder hebben gekregen. Ook moedermelk bevat antistoffen. In moedermelk zitten nog meer stoffen die de afweer van een baby sterker maken:
• Moedermelk bevat een stof die helpt om het slijmvlies van het darmkanaal van de baby op te bouwen. Het darmslijmvlies houdt ziekteverwekkers tegen.
• Moedermelk bevat een stof die de groei van goede bacteriën in de darm van de baby bevordert. Slechte bacteriën krijgen daardoor minder kans.

Slide 30 - Slide

Vaccinatie van dieren
Ook huisdieren en dieren in de landbouw kunnen worden gevaccineerd. Voor koeien, varkens, katten, honden, vogels en knaagdieren zijn er vaccins. Vaccinatie voorkomt dat dieren ziek worden of zorgt ervoor dat ze minder ernstig ziek worden.
Vaccinatie van dieren is niet verplicht, maar er zijn uitzonderingen:
• Als er een zeer besmettelijke ziekte uitbreekt mag de overheid veehouders verplichten om hun dieren te vaccineren. Vaccinatie voorkomt dan dat er een epidemie ontstaat.
• Professionele houders van geiten en schapen moeten hun dieren vaccineren tegen Q-koorts. De reden hiervoor is dat Q-koorts ook besmettelijk is voor mensen.
• Pluimveehouders moeten hun dieren vaccineren tegen pseudovogelpest (ziekte van Newcastle). Deze ziekte is erg besmettelijk en er is een goed vaccin.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Allergie
Bij een allergie reageert het afweersysteem van je lichaam heel sterk op een bepaalde stof. Je krijgt dan een allergische reactie. Dit gebeurt als je die stof binnenkrijgt via het voedsel of je luchtwegen, maar ook als de huid of slijmvliezen ermee in aanraking komen. Huiduitslag, een branderig gevoel, gezwollen ogen, jeuk, ontstekingen en astma zijn voorbeelden van allergische reacties. 

Slide 33 - Slide

Bij een allergie ben je overgevoelig voor bepaalde stoffen.
Als je deze stoffen inademt, inslikt of aanraakt, krijg je een allergische reactie. Je afweersysteem reageert dan op de stof. Daardoor krijg je bijvoorbeeld een rode plek, huiduitslag, een branderig gevoel, jeuk of ontstekingen.
Je kunt voor heel veel stoffen allergisch zijn. Voorbeelden zijn huisstof, haren van dieren, stoffen in voedsel, chemische stoffen, pinda’s, wespensteken en stoffen in make-up.  

Slide 34 - Slide

Hooikoorts
Sommige mensen kunnen er niet tegen wanneer hun slijmvlies in aanraking komt met stuifmeel. Deze mensen hebben last van hooikoorts. Dit type allergie komt vaak voor.
De stuifmeelkorrels prikkelen het slijmvlies van de luchtwegen en van de binnenkant van de oogleden. Hierdoor ontstaat een branderig of jeukend gevoel in neus, keel en ogen. Mensen met hooikoorts moeten vaak niezen.

Slide 35 - Slide

Aan het werk! BIOLOGIE VOOR JOU!
Wat? 13.6 Afweer- maak je samenvatting


Klaar? Test jezelf. 
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

Slide 36 - Slide