Thema 1 Planten en Dieren (b/k 1)

JdW-kijkwijzer
Lesopbouw:
  1. VOORAF: Startklaar, Voorkennis activeren
  2. INSTRUCTIE: Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden
  3. TOEPASSING: Actieve verwerking, Formatief handelen 
  4. EVALUATIE: Afsluiting
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

JdW-kijkwijzer
Lesopbouw:
  1. VOORAF: Startklaar, Voorkennis activeren
  2. INSTRUCTIE: Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden
  3. TOEPASSING: Actieve verwerking, Formatief handelen 
  4. EVALUATIE: Afsluiting

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas in de kluis, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel:  Etui, Nectar boek A
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Plan van vandaag
1.  filmpje
2.  lesson up
3. maken opgaven
4 Jinx

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat waren ook al weer de afspraken
  1. Negeer 
  2. Niet aankijken
  3. Niet Praten
  4. Niet Aaien.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Thema 1 Planten en Dieren

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Organismen

Slide 7 - Mind map

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen.

Basisstof 1: Organismen
Dieren, planten en mensen zijn levende wezens. Dat kun je zien aan de levenskenmerken. Bij biologie leer je over levende wezens.

Biologie gaat over organismen. Een organisme is een levend wezen.


Slide 8 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

      Leerdoelen
1.1.1 Je kunt uitleggen wat een organisme is.
1.1.2 Je kunt de zeven levenskenmerken noemen.
1.1.3 Je kunt omschrijven wat groei is.
1.1.4 Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Slide 9 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Noem organismen die je kent

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat doen organismen om te leven?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Levenskenmerken
Dat iets leeft kun je zien door levenskenmerken
• ademhalen
• bewegen
• groeien
• uitscheiden (plassen, zweten)
• voeden (eten en drinken)
• voortplanten (kinderen krijgen)
• waarnemen (horen, proeven, ruiken, voelen en zien)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Groei
Groeien is groter en zwaarder worden. Alle organismen groeien. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Dood en levenloos
Alle organismen gaan dood. Een dood organisme heeft geen levenskenmerken meer.

Dingen die nooit hebben geleefd, noem je levenloos.


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welke van deze is levenloos?
A
Bacterie
B
Plant
C
Stoeptegel
D
Afgebroken tak

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
Maak van Thema 1 Basisstof 1

Opgaven 1 t/m 8

Eerste les volgende week af!

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat waren de leerdoelen ookalweer?
1.1.1 Je kunt uitleggen wat een organisme is.
1.1.2 Je kunt de zeven levenskenmerken noemen.
1.1.3 Je kunt omschrijven wat groei is.
1.1.4 Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

    Begrippen uit deze les
organisme

levenskenmerken

groeien

dood

levenloos



Slide 18 - Slide

This item has no instructions


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Noem de 7 levenskenmerken

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Tot de volgende les!
Succes vandaag!

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wat waren de leerdoelen ookalweer?
1.1.1 Je kunt uitleggen wat een organisme is.
1.1.2 Je kunt de zeven levenskenmerken noemen.
1.1.3 Je kunt omschrijven wat groei is.
1.1.4 Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 3: Ontwikkeling


Uit een zaad groeit een klein plantje. Het plantje wordt groter. Ook de vorm van de plant verandert.

Slide 23 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Organismen

Slide 24 - Mind map

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen.

Wat doen organismen om te leven?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Welke van deze is levenloos?
A
Bacterie
B
Plant
C
Stoeptegel
D
Afgebroken tak

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Noem de 7 levenskenmerken

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

      Leerdoelen
1.3.8 Je kunt een loep gebruiken.
1.3.9 Je kunt de ontwikkeling van een zaadplant beschrijven.
1.3.10 Je kunt omschrijven wat ontwikkeling is.

Slide 28 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Een zaad
In de lente groeien op veel plaatsen nieuwe plantjes. 
De meeste planten groeien uit een zaad

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Vergroten
Om kleine organismen wel goed te zien, kun je ze vergroten. Daarvoor gebruik je een loep. Een loep is een vergrootglas
Stap 1 Houd de loep dicht bij je oog.
Stap 2 Kijk door de loep naar het voorwerp.
Stap 3 Breng het voorwerp langzaam dichter bij de loep.
Stap 4 Stop als je het voorwerp scherp ziet.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

De kiem
In een zaad zit een kiem
De kiem is het begin van een nieuwe plant. De kiem bestaat uit een klein worteltje en blaadjes

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

De kiem is heel klein. Om te groeien heeft de kiem water en voedsel nodig:
• Water haalt de kiem uit de grond.
• Voedsel haalt de kiem uit de zaadlobben.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Hoe noem je als een organisme veranderd van bouw(uiterlijk)?
A
groei
B
ontwikkeling
C
verandering
D
Aanpassing

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Ontwikkeling bij planten
Tijdens de groei verandert de plant. Aan het worteltje komen zijwortels. De plant krijgt bladeren en bloemen. Deze veranderingen noem je ontwikkeling. 

Bij ontwikkeling verandert de bouw van een organisme.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Link

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Is het groei of ontwikkeling? Zet de woorden op de juiste plek
Ontwikkeling
Ontwikkeling
Groei
Ontwikkeling
Groei

Slide 41 - Drag question

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Waaruit bestaat de kiem van een plant?
A
Blaadjes & Worteltje
B
Stengel
C
Bloemem
D
Zaadlobben

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions