le mercredi 17 novembre

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Slide

Programme
* ken je voca 2?
* uitleg passé composé (v.t.t)
* oefenen met de passé composé
* boekje lezen

Slide 2 - Slide

joyeux

Slide 3 - Open question

le séjour

Slide 4 - Open question

le pauvre

Slide 5 - Open question

doorbrengen

Slide 6 - Open question

vergeten

Slide 7 - Open question

naast

Slide 8 - Open question

Passé composé met avoir
  • Le passé composé (p.c) in het Nederlands heet de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t).
  • Le passé composé is een verleden tijd. De Fransen gebruiken deze tijd heel vaak om iets te vertellen in het verleden tijd.
Let OP: De imparfait tijd (o.v.t) die jullie misschien al kennen is ook een verleden tijd. Deze tijd gebruik je vaker in het Nederlands. Bv: ik ging, ik was etc..

Slide 9 - Slide

Passé composé met avoir
  • Hieronder een paar voorbeelden van een passé composé (v.t.t) in het Nederlands:
Ik heb gekeken
Wij hebben gehad
Jullie hebben gekozen

⇒ Zoals in het Nederlands, heeft de p.c in het Frans ook 3 onderdelen:
Onderwerp + hulpwerkwoord avoir (hebben) + voltooid deelwoord


Slide 10 - Slide

Passé composé met avoir
  • Hoe maak je dus de p.c in het Frans?
Voorbeeld: Ik heb gekeken
1. Eerst het onderwerp Ik⇒ J´
2. Daarna het hulpwerkwoord Heb ⇒ ai
3. Als laatste: voltooid deelwoord ⇒ De R weghalen en een streepje op de E 
Regarder ⇒ regardé ⇒ J'ai regardé (ik heb gekeken)
  • Met de ww  die eindigen op IR (i) en RE (u)
Voorbeeld 1: Jij hebt gekozen ⇒ Tu as choisi
Voorbeeld 2:  Hij heeft gewacht ⇒ Il a attendu (let op de R haal je ook weg)




Slide 11 - Slide

Passé composé met avoir
  • Je hebt in het Frans in dit hoofdstuk (chapitre 1) vier onregelmatige werkwoorden die je uit je hoofd moet kennen.
Avoir (hebben)
Être (zijn)
Prendre (nemen)
Faire (doen, maken)
Met deze werkwoorden heeft het voltooid deelwoord een aparte vorm.
Avoir (hebben) ⇒ eu           Être (zijn) ⇒ été          Prendre (nemen) ⇒ pris
Faire (doen, maken) ⇒ fait



Slide 12 - Slide

Passé composé met avoir
  • Hoe maak je dus de p.c in het Frans met de onregelmatige werkwoorden?
Voorbeeld: Jij hebt gehad
Eerst het onderwerp Jij ⇒ Tu
Daarna het hulpwerkwoord Hebt ⇒ as
Als laatste: voltooid deelwoord ⇒ aparte vorm ⇒ eu
⇒ Tu as eu (jij hebt gehad)
Faire (elle) ⇒ elle a fait ⇒ zij heeft gemaakt/gedaan
Prendre (on) ⇒ on a pris ⇒ men heeft genomen
Être (elles) ⇒ elles ont été ⇒ zij zijn geweest



Slide 13 - Slide

Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Slide 14 - Quiz

De passé composé maak je met ......
A
1 werkwoord
B
2 werkwoorden

Slide 15 - Quiz

Hoe maak je de passé composé?
A
hele werkwoord + uitgang
B
stam + uitgang
C
hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
D
vorm van aller + hele werkwoord

Slide 16 - Quiz

Welke vorm is hier passé composé?
A
je mange
B
je vais manger
C
j'ai mangé
D
je suis mangé

Slide 17 - Quiz

Welke vorm is hier de passé composé?
A
Tu as parlé
B
Tu parlais
C
Tu parleras
D
Tu parles

Slide 18 - Quiz

ils (perdre = verliezen, passé composé)


A
ont perdru
B
ont perdu
C
a perdu
D
avons perdu

Slide 19 - Quiz

vous (finir = afmaken, passé composé)


A
avez fini
B
avons fini
C
a fini
D
avez finir

Slide 20 - Quiz

Passé Composé: Hij heeft gedaan
A
Il a fait
B
Il as fairé
C
Ils ont faire
D
Il est fait

Slide 21 - Quiz

ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré

Slide 22 - Quiz

Maintenant
Boekje lezen

Slide 23 - Slide

Les devoirs
Leren voca 3
Maken extra opdracht: 1 (1,2) - 3 (1,3,4) - 4 (1), - 5 (2,3)

Slide 24 - Slide