V1L 31 mei 2022

V1L, le 31 mai 2022
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

V1L, le 31 mai 2022

Slide 1 - Slide

Planning 31/5:
- Intro: Uitspraaktips (video> répéter!)
- herhaling passé composé + nieuw met être
- Klassenuitje 14 juli

Slide 2 - Slide

Lesdoelen: na deze les
- heb je de uitspraak herhaald van typisch Franse klanken
- heb je de theorie vd passé composé met avoir herhaald + met être geleerd en geoefend
- heb je een voorkeur doorgegeven voor een klassenuitje

Slide 3 - Slide

Uitspraaktips
Kijk goed naar de volgende video & herhaal de woorden

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Passé composé (V.T.T)
De passé composé bestaat altijd uit 2 delen:


1) Een hulpwerkwoord (een vorm van avoir of, soms, être)

2) Een voltooid deelwoord 
(bij hele ww  op -er > -er eraf +é, bv: J'ai cherché - Tu as parlé - Nous avons visité - Ils ont dansé, etc.)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

(Dus....)Belangrijk:
Voor het correct kunnen maken van de passé composé moet je dus allereerst de hulpwerkwoorden avoir en être goed kunnen vervoegen. 

Slide 8 - Slide

Tu (écouter)
A
as écouté
B
a écouté
C
ont écouté
D
e écouté

Slide 9 - Quiz

ils (regarder)
A
a regardé
B
ont regardé
C
e regardé
D
ent regardé

Slide 10 - Quiz

Wij hebben gewoond
A
vous avez habité
B
nous sommes habité
C
nous avons habité
D
nous habitons

Slide 11 - Quiz

Dani et Jesper ... joué au foot.
A
ont
B
a
C
avez
D
ai

Slide 12 - Quiz

Elle ... terminé ses devoirs.
A
as
B
avons
C
ai
D
a

Slide 13 - Quiz

Nous ....... fini le travail
A
ont
B
as
C
avons
D
avez

Slide 14 - Quiz

Let op!
Er zijn 3 voltooid deelwoorden van onregelmatige werkwoorden die jullie moeten kennen:
1. Avoir (hebben) =>              j'ai eu (ik heb gehad), tu as eu etc
2. Être (zijn) =>                        j'ai été (ik ben geweest), tu as été etc.
3. Faire (doen/maken) =>   j'ai fait (ik heb gedaan/gemaakt), tu as fait etc. 
OEFEN MAAR !!!!!! >>>>>>>


Slide 15 - Slide

j'........................ (avoir) une pizza
A
as eu
B
ai eu
C
a eu
D
avons eu

Slide 16 - Quiz

Tu ............ (être) à Paris?
A
a été
B
avez été
C
as été
D
ont été

Slide 17 - Quiz

Pierre ....... (faire) une soupe
A
avons fait
B
ai fait
C
as fait
D
a fait

Slide 18 - Quiz

Hulpww avoir of être
In de meeste gevallen gebruik je dus het hulpwerkwoord AVOIR om de passé composé te maken. (NL --> ik heb gezongen, we hebben nagedacht)

Je gebruikt het hulpwerkwoord ÊTRE  bij werkwoorden die in het 'être-huis' staan 

Slide 19 - Slide

ÊTRE-HUIS
Bij deze werkwoorden
gebruik je in de p.c. het
hulpwerkwoord être en 
niet avoir. Je noemt het ook
wel "werkwoorden van 
beweging". 

Slide 20 - Slide

Passé composé+être, voorbeeld 
Je           suis              allé (e)             ik ben gegaan
Tu           es                  allé (e)
Il              est                allé
Elle         est                allée
nous       sommes   allé(e)s
vous        êtes            allé(e)s
Ils             sont            allés 
Elles        sont            allées

Slide 21 - Slide

N'oublie pas: 
Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!!
Pas op! Hou altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar! (net als in het Engels)

Bijvoorbeeld: Ik heb een hamburger gegeten = J'ai mangé un hamburger.

Slide 22 - Slide

Vous comprenez?

Slide 23 - Slide

Klassenuitje!!

Slide 24 - Slide

À jeudi!

Slide 25 - Slide