Oefentoets H8 Straling

Oefentoets
Maak de oefentoets over straling 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets
Maak de oefentoets over straling 

Slide 1 - Slide

Kleine frequentie
Grote golflengte
Kleine energie
Grote frequentie
Kleine golflengte
Grote energie
Zet het spectrum op de juiste volgorde
Infrarood-straling
Radiogolven
Zichtbaar licht
Röntgenstraling
Gamma-straling
Ultraviolet-straling

Slide 2 - Drag question

Ioniserende straling
Niet-ioniserende straling

Slide 3 - Drag question

Welke stelling klopt niet?
A
röntgenstraling is deel van het E.M. spectrum
B
röntgenstraling is niet zichtbaar met het oog
C
röntgenstraling gaat niet door stoffen heen
D
röntgenstraling is niet schadelijk voor mensen

Slide 4 - Quiz

Welk soort elektromagnetische straling beweegt ongehinderd dwars door een muur heen?
A
Zichtbaar licht
B
Gammastraling
C
UV-straling

Slide 5 - Quiz

Röntgenstraling wordt door je spieren sterk geabsorbeerd, terwijl je botten bijna alle straling doorlaten.
A
waar
B
onwaar

Slide 6 - Quiz

Vul in:
Röntgenstraling wordt door spieren en vetweefsel voornamelijk .....
A
doorgelaten
B
geabsorbeerd
C
gereflecteerd
D
ge-ioniseert

Slide 7 - Quiz

Welke straling heeft het grootst ioniserend vermogen.

A
Alfa
B
Beta
C
Gamma
D
Delta

Slide 8 - Quiz

Welk van deze is het gevaarlijkst voor een mens
A
Uitwendige besmetting met een alfa straler
B
Inwendige besmetting met een alfa straler
C
Uitwendige besmetting met een beta straler
D
Inwendige besmetting met een beta straler

Slide 9 - Quiz

Waar worden de isotopen voor gebruikt in het ziekenhuis?
A
maken van scans
B
(opstarten) behandeling tegen kanker
C
pijnbestrijding
D
alle mogelijkheden zijn goed

Slide 10 - Quiz

I. Alpha-straling heeft een groot ioniserend vermogen.
II. Gammastraling heeft een groot doordringend vermogen.
A
Stelling I. is juist, stelling II. is onjuist.
B
Stelling II. is juist, stelling I. is onjuist.
C
Beiden stellingen zijn juist.
D
Beiden stellingen zijn onjuist.

Slide 11 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de 'activiteit van een radioactieve bron'?
A
Dat is het aantal atoomkernen dat per seconde vervalt
B
Het aantal protonen in de atoomkern
C
De activiteit van de bron is het aantal meter waarop je deze bron kan meten.
D
Het aantal neutronen dat reageert met de elektronen.

Slide 12 - Quiz

In welke eenheid wordt de activiteit van een radioactieve bron gemeten?
A
Sievert (Sv)
B
Gray (Gy)
C
Becquerel (Bq)
D
Coulomb (C)

Slide 13 - Quiz

Hoe noem je de ioniserende straling die er altijd is in onze leefomgeving?
A
Ruis
B
Argonstraling
C
Achtergrondstraling
D
Licht

Slide 14 - Quiz

In de tabel hiernaast staan enkele medische isotopen die worden geleverd door de reactor in Petten. Van welk isotoop is na een week nog iets meer dan 50% over?
A
I-125
B
I-131
C
Re-186
D
Xe-133

Slide 15 - Quiz


De halveringstijd van deze stof is ...
A
5 uur
B
10 uur
C
20 uur
D
60 uur

Slide 16 - Quiz

In een ziekenhuis wordt 80 mg xenon-133 in een kluis opgeborgen. De halveringstijd van deze radioactieve isotoop is 5,25 dagen. Bereken hoeveel milligram van deze stof na drie weken nog over is.
A
40 mg
B
10 mg
C
5 mg
D
20 mg

Slide 17 - Quiz

Bestraling of besmetting?
Betty heeft een handvol paranoten opgegeten. Deze noten bevatten (voor voedingsmiddelen) een opvallend grote hoeveelheid radium.
A
Bestraling
B
Besmetting

Slide 18 - Quiz

Gammastraling

Alfastraling
Betastraling
Groot doordringend vermogen
Klein doordringend vermogen
Bijna geen doordringend vermogen
 α
β
γ

Slide 19 - Drag question

WAAR
NIET WAAR
met een geigerteller (die begint
te klikken)kun je radioactiviteit aantonen

Slide 20 - Drag question

Doordringend vermogen
Gamma-straling
Alfa-straling
Beta-straling

Slide 21 - Drag question

Bij start is er 64 Bq straling
Na 8 dagen is er nog 32 Bq over.
Na hoeveel dagen is er nog 16 Bq?
A
24
B
16
C
32
D
12

Slide 22 - Quiz

Wat is het verschil tussen bestraling en besmetting?
Straling van buitenaf 
Radioactieve stoffen in/op je lichaam
Kan je van je lichaam spoelen
Lichaam wordt niet radioactief.
Je lichaam wordt een radioactieve bron
Bestraling
Besmetting

Slide 23 - Drag question

Werkt wel
Wat kun je doen om te beschermen tegen straling?
Werkt niet
Beschermende kleding
Handen wassen
Afstand houden
Water drinken
Wachten

Slide 24 - Drag question

Sleep de zinnen naar het juiste vak!
WAAR
NIET WAAR
Een tracer is geen geneesmiddel
Door bestraling gaan alleen kankercellen dood
Een kankergezwel is hetzelfde als een tumor
Bij uitwendige bestraling moet je radioactieve pillen slikken
Bij inwendige bestraling komt er een radioactieve stof in je lichaam

Slide 25 - Drag question

Sleep de zinnen naar het juiste vak!
Juist
Onjuist
door inwendige bestraling kunnen ook gezonde cellen worden gedood
bij inwendige bestraling komt er een radioactieve stof in je lichaam
bij uitwendige bestraling moet je radioactieve pillen slikken
een kankergezwel is hetzelfde als een tumor
door bestraling gaan alleen kankercellen dood
een tracer is geen geneesmiddel

Slide 26 - Drag question

Sleep de woorden naar de juiste plaats in de zin!
delen
absorberen
beschadigen
dood gaan
herstellen
tumor

Slide 27 - Drag question

Waaruit bestaat een atoom?
A
protonen, elektronen en atomen
B
elektronen, neutronen en protonen
C
atomen, neutronen en elektronen
D
moleculen en atomen

Slide 28 - Quiz

Isotopen zijn atomen met in de kern.....
A
een verschillend aantal protonen, maar evenveel neutronen
B
evenveel protonen als neutronen
C
evenveel protonen, maar een verschillend aantal neutronen

Slide 29 - Quiz

Een instabiel atoom dat vervalt, zendt straling uit. Waar komt die straling vandaan?
A
uit de ruimte tussen de atomen
B
uit de ruimte tussen de elektronen en de kern
C
uit de kern van het atoom

Slide 30 - Quiz

Waarom is het inademen van maar een kleine hoeveelheid radioactieve stof gevaarlijk?
A
de stof blijft in je longen achter
B
het verstopt de luchtwegen
C
de stof werkt als stralingsbron en kan zo kanker veroorzaken

Slide 31 - Quiz

Hoe heten atomen van dezelfde atoomsoort met een verschillend massagetal?
A
protonen
B
neutronen
C
isotopen
D
atomen

Slide 32 - Quiz

Natrium heeft massagetal 23. Het aantal neutronen is 12.
Het aantal protonen in een natriumatoom is
A
23
B
12
C
11
D
35

Slide 33 - Quiz