Do 8 juni Voornaamwoorden

Voornaamwoorden
Deze kennen jullie al: 
Persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, wederkerend voornaamwoord en een wederkerig voornaamwoord.

Deze leren jullie in dit hoofdstuk:
  • Vragend voornaamwoord
  • Aanwijzend voornaamwoord
  • Betrekkelijk voornaamwoord
  • Onbepaald voornaamwoord


1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voornaamwoorden
Deze kennen jullie al: 
Persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, wederkerend voornaamwoord en een wederkerig voornaamwoord.

Deze leren jullie in dit hoofdstuk:
  • Vragend voornaamwoord
  • Aanwijzend voornaamwoord
  • Betrekkelijk voornaamwoord
  • Onbepaald voornaamwoord


Slide 1 - Slide

Vragend voornaamwoord:
Wie, Wat, Welke, Wat voor (een)

Aanwijzend voornaamwoord:
Die, deze, dit en dat 

Slide 2 - Slide

Grammatica woordsoorten
klas 1
werkwoorden
zelfstandig naamwoorden
bijvoeglijk naamwoorden
lidwoorden
voorzetsels
persoonlijk voornaamwoorden
Grammatica woordsoorten
klas 2
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend en wederkerig voornaamwoord
vragend voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Met het betrekkelijk voornaamwoord die verwijs je naar de-woorden.
Met het betrekkelijk voornaamwoord dat verwijs je naar het-woorden.



 


Slide 5 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
Betrekkelijke voornaamwoorden: die, dat, wat en wie. 
  • Het betrekkelijk voornaamwoord verwijst terug naar een woord of een woordgroepje dat er vlak voor staat.

Slide 6 - Slide

Het betrekkelijk voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Onbepaald voornaamwoord

Slide 8 - Slide



Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets vaags. Dat kunnen personen of dingen zijn.

Slide 9 - Slide

onbepaald voornaamwoord
Onbepaalde voornaamwoorden zijn onder andere: iets, niets, iemand, niemand, alles, men, wat elk, ieder(een).


Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets vaags. Dat kunnen personen of dingen zijn.

Slide 10 - Slide

"Wat" als onbepaald voornaamwoord

Slide 11 - Slide

Het onbepaald voornaamwoord

Slide 12 - Slide

Tekst
Deze ken ik al
Deze ken ik nog niet
aanwijzend voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
persoonlijk voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
werkwoord

Slide 13 - Drag question

aanwijzend voornaamwoord
(aanw.vnw)
vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Geen aanwijzend of
vragend voornaamwoord
deze
daar
die
wie
dit
wat
waar
welk
dat

Slide 14 - Drag question

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
me
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
jouw
hem

Slide 15 - Drag question

Het meisje dat hij leuk vindt.

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord in de zin?
A
Het
B
dat
C
hij
D
er is geen betr.vnw

Slide 16 - Quiz

In welke zin staat een betrekkelijk voornaamwoord?
timer
1:00
A
Wie gaat er mee naar het zwembad?
B
Dit cadeau is voor jou.
C
Het cadeau dat ik heb gekregen, vind ik erg mooi.
D
Ik heb niets gekregen voor mijn verjaardag.

Slide 17 - Quiz

In welke zin is sprake van het betrekkelijk voornaamwoord 'wat'?
A
Ik weet niet wat ik vanmiddag ga doen.
B
Heb jij wat om uit te delen?
C
Dat is toch het mooiste wat ik heb meegemaakt.

Slide 18 - Quiz

Het betrekkelijk voornaamwoord heeft betrekking op iets wat eerder gezegd is in de zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Welke van de onderstaande woorden is een
BETREKKELIJK voornaamwoord?
A
waar
B
dat
C
welke
D
ik

Slide 20 - Quiz

Huiswerk voor ma 12 juni
Maken opdr 6 t/m 9

Leren blz. 246 t/m 251
Leren woordsoortbenoeming
De voornaamwoorden (VNW)




Slide 21 - Slide