What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
5 januari - Taal herhaling woordsoorten
Les 1 - woordsoorten
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 5,6
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
5 videos
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Les 1 - woordsoorten
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
Noem de drie lidwoorden.
Slide 4 - Open question
Welk lidwoord hoort op de stippeltjes?
Daar is .... meisje.
A
de
B
het
Slide 5 - Quiz
Welk lidwoord hoort op de stippeltjes?
Hoor jij .... hond blaffen.
A
de
B
het
Slide 6 - Quiz
Welk lidwoord hoort op de stippeltjes?
Dat is .... hondje van de buren.
A
de
B
het
Slide 7 - Quiz
Welk lidwoord hoort op de stippeltjes?
.... artiest
A
de
B
het
C
geen lidwoord
Slide 8 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Daar is Marijke.
A
Daar
B
is
C
Marijke
Slide 9 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Er zwemt een vis.
A
zwemt
B
vis
C
Er
D
een
Slide 10 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Ik zit op een kruk.
A
zit
B
op
C
een
D
kruk
Slide 11 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Wij wonen in Hilversum?
A
wij
B
wonen
C
in
D
Hilversum
Slide 12 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Ik ben over een sloot gesprongen?
A
over
B
sloot
C
ben
D
gesprongen
Slide 13 - Quiz
bedenk een
bijvoeglijk naamwoord
bij het woord FIETS.
Slide 14 - Open question
Schrijf het telwoord hieronder op:
Heb jij wel eens een biljet van vijfhonderd euro gezien?
Slide 15 - Open question
Schrijf het telwoord hieronder op:
Onder de oceaan is de aardkorst ongeveer zes kilometer dik.
Slide 16 - Open question
Brochure na brochure nemen we mee naar ons huis.
Wat zijn de voorzetsels?
A
na naar
B
naar huis
C
nemen huis
D
na we
Slide 17 - Quiz
Mijn moeder wilde rust maar wij kozen avontuur.
Wat is het voorzetsel?
A
er is geen voorzetsel
B
maar
C
mijn
D
moeder
Slide 18 - Quiz
We doen een trip in de jungle van Thailand en gaan daarna naar Vietnam.
Wat zijn de voorzetsels?
A
in, van, naar
B
gaan, daarna
C
we, doen
D
trip, jungle
Slide 19 - Quiz
Mijn moeder ging akkoord omdat het drie tegen één was.
Wat is het voorzetsel?
A
mijn
B
ging
C
het
D
tegen
Slide 20 - Quiz
deel groep 6
Nu komt het deel van groep 6, deze hoeft groep 5 niet te maken. Ga nog wel even naar de laatste slide voor de evaluatievraag.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Slide 23 - Video
Slide 24 - Video
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar
Slide 25 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord?
A
jij
B
hond
C
huis
D
schaar
Slide 26 - Quiz
Wat is het persoonlijk voornaamwoord.. ''Heeft de bakker jou wisselgeld gegeven?''
A
De bakker
B
Jou
C
Wisselgeld
D
Heeft gegeven
Slide 27 - Quiz
Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin...
''Ik woon in een rijtjeshuis''.
A
Ik woon
B
Een rijtjeshuis
C
Ik
D
in
Slide 28 - Quiz
Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin...
''Dit huis is niet verkocht. Niemand wil het kopen''.
A
Dit
B
niemand
C
het
D
kopen
Slide 29 - Quiz
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar
Slide 30 - Quiz
Dit jaar gaan we kort op vakantie omdat mijn moeder veel werk heeft.
Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
A
mijn
B
moeder
C
vakantie
D
gaan
Slide 31 - Quiz
Elke brochure nemen we mee naar ons huis.
Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
A
brochure
B
ons
C
naar
D
huis
Slide 32 - Quiz
Die rode tas is zijn favoriete tas.
Wat is het bezittelijke voornaamwoord?
A
tas
B
zijn
C
rode
D
favoriete
Slide 33 - Quiz
Hij tekent een bijzonder mooie auto.
wat is bijzonder voor een woord?
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 34 - Quiz
Het groene bankje staat op het gras.
wat is groene voor een woord?
A
voorzetsel
B
persoonlijk voornaamwoord
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 35 - Quiz
het HELE groene bankje staat op het gras
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
hulpwerkwoord
Slide 36 - Quiz
Een bijwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
juist
B
onjuist
Slide 37 - Quiz
Zo dat was een flinke les!
jullie hebben hard gewerkt. nog één vraag. Welke onderdelen van de woordsoorten, begrijp je heel erg goed?
Slide 38 - Open question
More lessons like this
5 januari - Taal herhaling woordsoorten
June 2021
- Lesson with
50 slides
Taal
Basisschool
Groep 5,6
Woordsoorten les groep 5-8
December 2021
- Lesson with
27 slides
Taal
Basisschool
Groep 5-8
Woordsoorten
July 2022
- Lesson with
41 slides
Taal
Basisschool
Groep 5,6
Woordsoorten
13 days ago
- Lesson with
41 slides
Taal
Basisschool
Groep 5,6
5 januari - Taal herhaling woordsoorten blok 4A
January 2021
- Lesson with
33 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Woordsoorten quiz - versie klas
May 2022
- Lesson with
51 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Taal: woordsoorten groep 6/7/8
October 2024
- Lesson with
28 slides
Spelling
Basisschool
Groep 7,8
Herhalen woordsoorten 17-3-21
March 2021
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school