Het botten en spierstelsel

Herhaling spieren en Botten
1 / 45
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Herhaling spieren en Botten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesinhoud

Herhaling skelet
Herhaling spieren

Vragen beantwoorden.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Het skelet

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Botten

  • Ongeveer 206 botten

  • Een baby +/- 300 botten

  • Allerlei verschillende soorten

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Botvorming:

  • Vanuit kraakbeen (endochrondale botvorming)
  • Vanuit bindweefsel (intramembraneuze botvorming)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Botvorming vanuit kraakbeen
  • Endochrondale botvorming
  • Pijpbeenderen 
  • Voor de geboorte skelet bestaat uit kraakbeen,
  • rondom kraakbeen wordt bot gevormd.
  • Calcium wordt afgezet (gecalcificeerd)
  • Kraakbeen wordt weer afgebroken, groei van verschillende bloedvaten.
  • Ontstaan osteoblasten/ osteoclasten (samenwerking)
  • Verdere groei; gecalcificeerde kraakbeen verwijderd.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Botvorming vanuit bindweefsel
  • Botten in je schedel en sleutelbeen.
  • Ontstaan osteoblasten uit embryonale cellen van het bindweefsel.
  • Osteoblasten maken de botmatrix, rondom de bloedvaatjes; ontstaan van netwerk bloedvaten in het bot.
  • Herschikking; ontstaat harde en sponsachtig botweefsel.
  • Oorspronkelijke bindweefsel wordt vervangen door botweefsel.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Botgroei:
Bot groeit in de lengte als in de breedte.
Lengtegroei
  • Vanuit de groeischijf kan het bot in de lengte groeien.
  • In de groeischijf kan nieuw kraakbeen worden gemaakt.
  • Tot het einde van de puberteit vindt botvorming vanuit het kraakbeen van de groeischijf plaats. Na de puberteit verdwijnen de groeischijven.
  • Je bent uitgegroeid.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Soorten botten
  • Pijpbeenderen
  • Korte beenderen
  • Platte beenderen
  • Onregelmatige beenderen
  • Sesambeenderen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Drag question

sleep de juiste gewricht naar het juiste plaatje. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

1. kogelgewricht

Slide 13 - Slide

De kogelgewricht:  zoals de schouder en heup, kunnen in (bijna) alle richtingen bewegen.


2. rolgewricht

Slide 14 - Slide

De rolgewircht:  zoals de gewrichten in de onderarm, die meerdere kanten op kunnen bewegen.
3. scharniergewricht

Slide 15 - Slide

Scharniergewrichten, zoals de elleboog en je vinger, kunnen slechts in één richting bewegen.
Spieren

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

SOORTEN SPIERWEEFSEL
  • Glad spierweefsel

  • Dwarsgestreept spierweefsel

  • Hartspierweefsel 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

GLAD SPIERWEEFSEL
  • Onwillekeurig spierweefsel

  • Trekt langzaam en gelijkmatig samen

  • Is het spierweefsel van de organen (behalve het hart)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Gladde spieren

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

HARTSPIERWEEFSEL
  • Dwarsgestreept

  • Onwillekeurig

  • Trekt snel en krachtig samen 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Hartspieren

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

DWARSGESTREEPT SPIERWEEFSEL
  • Willekeurig spierweefsel

  • Trekt snel en krachtig samen
  • Is het spierweefsel van skeletspieren en mimische spieren 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Opbouw spiervezel 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Spiervezels
Spiervezel bestaat voornaamelijk uit myofibrillen


Myofibrillen zijn opgebouw uit Actine en myosine

Langs elkaar bewegen (in elkaar schuiven)
van deze twee moleculen maakt spiercontractie mogelijk


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Quiz

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

De botten van kinderen zijn...?
A
Buigzaam
B
Hard

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor wervelkolom?
A
Rug
B
Borstkas
C
Ruggengraat

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat zit er tussen de wervels?
A
Kraakbeen
B
Botten
C
Niks

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Welke functies heeft ons skelet?
A
Vormgeven, bescherming en stevigheid
B
Vormgeven, stevigheid en beweging
C
Beweging, vormgeven, stevigheid en bescherming

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

De biceps horen bij het...?
A
Spierstelsel
B
Hormoonstelsel
C
Zenuwstelsel
D
Skelet

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Waar vind je GEEN kraakbeen in je lichaam?
A
Het oor
B
De neus
C
De onder en bovenkaak
D
De wervelkolom

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Hoe zitten de armen vast aan de schouder?
A
Gewrichten
B
Naden
C
Kraakbeen
D
Vergroeid

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions


Nr. 5
A
Kuitspier
B
Voorste scheenbeenspier
C
Achterste scheenbeenspier
D
Voorste kuitspier

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions


De biceps en de triceps zijn spieren die bij bewegen
A
hetzelfde doen
B
het tegenovergestelde doen
C
nooit samenwerken
D
niets met elkaar te maken hebben

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions


Om de arm te buigen moet je
A
de biceps aanspannen
B
de triceps aanspannen
C
de biceps ontspannen
D
de biceps en de triceps aanspannen

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Spieren:
1. Maken beweging van botten mogelijk.
2. Zorgen ervoor dat er beweging is in je organen
(bijv. voedsel kneden in de maag).
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide nietwaar
D
beide waar

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions


Nr. 3
A
voorste kuitspier
B
voorste dijspier
C
voorste buikspier
D
voorste scheenbeenspier

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat zit er tussen een bot en een spier?
A
Spierbundel
B
Spiervezel
C
Pees
D
Vlies

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Als de armbuigspier samentrekt wordt hij:
A
langer en dunner
B
langer en dikker
C
korter en dikker
D
korter en dunner

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein
A
Spieren spiercellen spierstelsel
B
Spierstelsel Spieren Spiercellen
C
Spiercellen spieren spierstelsel

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Bij het ophouden van je ontlasting gebruik je vooral:
A
Kringspieren
B
skeletspieren
C
diepe spieren
D
geen spieren

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Kippenvel krijgen je door het samentrekken van:
A
Kringspieren
B
skeletspieren
C
diepe spieren
D
zijn geen spieren

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht
Zoek op het internet een duidelijk voorbeeld van een synoviaal gewricht waarbij je de volgende onderdelen kan aanwijzen 
  • gewrichtskraakbeen
  • gewrichtsholte
  • gewrichtsvloeistof
  • gewrichtskapsel
  • slijmbeurzen
  • Kraakbeenschijven

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Nog vragen?

Heel veel succes met de toets volgende week!

Slide 45 - Slide

This item has no instructions