This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Trema, apostrof, accenten en cedille
NN7 - Spelling §2 -3H
Slide 1 - Slide
Wat je gaat leren
Je leert trema, apostrof, accenten en cedille op de juiste manier gebruiken.
Slide 2 - Slide
Om uitspraakproblemen te voorkomen, gebruik je trema’s, apostrofs, accenten en soms een cedille.
Slide 3 - Slide
Het trema gebruik je:
om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: beïnvloeden, Indiër, reeën, variëren; er is dus geen trema nodig in: beantwoord, deodorant, ontdooiing;
in sommige leenwoorden: fröbelen, kür, patiënt.
Slide 4 - Slide
Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken:
auto-eigenaar, bio-economie, maffia-achtig.
Slide 5 - Slide
De apostrof gebruik je:
om uitspraakproblemen te voorkomen als je een -s schrijft achter woorden die eindigen op de enkele klinkers a, i, o, u en y: buggy’s, Emma’s boek, ski’s; er is dus geen apostrof nodig in: Lines tas, loverboys, niveaus;
als weglatingsteken: Hans’ gitaar, ’s-Hertogenbosch, ’s morgens;
in afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, sms’je, wc’s;
in verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: pony’tje (maar: spraytje).
Slide 6 - Slide
Er zijn drie accenten; ze komen bijna alleen voor op de letter e:
accent aigu: café, passé;
accent grave: caissière, fin de siècle;
accent circonflexe: gemêleerd, moment suprême.
Slide 7 - Slide
Veel minder vaak komen ze voor op andere letters: – twee à drie schepjes, maître
Slide 8 - Slide
Het accent aigu wordt ook gebruikt om een woord(deel) te benadrukken. Het staat dan op alle klinkers van de lettergreep, behalve als het om drie opeenvolgende klinkers gaat: dan krijgen alleen de eerste twee klinkers een klemtoonteken (móói, ééuw). – Een ongeluk moet je zien te voorkómen. – Sander heeft geen twéé fietsen, maar drie!
Slide 9 - Slide
Maar: Kan een van jullie de boodschappen doen?
Je kunt een hier alleen maar uitspreken als het cijfer 1 en daarom zijn accenten hier niet nodig.
Slide 10 - Slide
De cedille onderaan de c(ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, François, reçu.
Normaal klinkt de c in die gevallen als k
(cacao, clubrecord, cursus).
Slide 11 - Slide
Welk woord is correct gespeld?
A
Azie
B
Azië
Slide 12 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
buiig
B
buiïg
Slide 13 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
concierge
B
conciërge
Slide 14 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
ideeën
B
ideeen
Slide 15 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
fohn
B
föhn
Slide 16 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
geaccepteerd
B
geäccepteerd
Slide 17 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
gekopieerd
B
gekopiëerd
Slide 18 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
kopieren
B
kopiëren
Slide 19 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
poezie
B
poëzie
Slide 20 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
babytje
B
baby’tje
Slide 21 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
bermudas
B
bermuda’s
Slide 22 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
bureaus
B
bureau’s
Slide 23 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
cowboytje
B
cowboy’tje
Slide 24 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
dvdtje
B
dvd’tje
Slide 25 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
Fennes broek
B
Fenne’s broek
Slide 26 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
horloges
B
horloge’s
Slide 27 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
kiwis
B
kiwi’s
Slide 28 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
s’middags
B
’s middags
Slide 29 - Quiz
Welk woord is correct gespeld?
A
reisbureautje
B
reisbureau’tje
Slide 30 - Quiz
Ga nu naar de digitale methode van Nieuw Nederlands en maak de opdrachten die ik heb klaargezet in de planning.