T4 doel 3c (GL9H révise bijv nw) + doel 4e (SO exid 5)

Bienvenue!
à la classe de français


Mettez les tables un par un
1 / 49
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bienvenue!
à la classe de français


Mettez les tables un par un

Slide 1 - Slide

français
néerlandais

Slide 2 - Slide

objectifs du cours
Ik kan
3c. het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek gebruiken (=herhaling!)
4e. woorden die te maken hebben met hoeveelheden correct vertalen (FN)

Slide 3 - Slide

Le test 
des mots d'unité 5
Prêt(e)?
travaillez aux 'leerdoelen 2a, 2b, 3a, 3b'

Slide 4 - Slide

Maintenant ...


... prend ton cahier ou fais un document pour les notes

Slide 5 - Slide

Zoek de bijvoeglijk naam-woorden (22!)

Slide 6 - Slide

Waar staat het bijv. nw?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Welke bijvoeglijk naamwoorden komen vóór het zelfstandig naamwoord?

Slide 23 - Open question

Wat valt je op aan de vormen?

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Welke vorm ontbreekt:
joli - jolie - jolis - _____

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Un _____ repas _____ (lekker = bon)
A
un bon repas
B
un repas bon
C
un bonne repas
D
un repas bonne

Slide 36 - Quiz

Une _____ dame _____ (wit = blanc)
A
une blanc dame
B
une dame blanc
C
une blanche dame
D
une dame blanche

Slide 37 - Quiz

La _____ crème _____ (vers/ fris = frais)
A
la frais crème
B
la crème frais
C
la fraîche crème
D
la crème fraîche

Slide 38 - Quiz

Des _____ filles _____ (mooi = joli)
A
des jolis filles
B
des jolies filles
C
des filles jolis
D
des filles jolies

Slide 39 - Quiz

Les _____ routes (v) _____
(gevaarlijk = dangereux)
A
les dangereux routes
B
les dangereuses routes
C
les routes dangereux
D
les routes dangereuses

Slide 40 - Quiz

objectifs du cours
Ik kan
3c. het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek gebruiken (=herhaling!)
4e. woorden die te maken hebben met hoeveelheden correct vertalen (FN)

Hoe ver ben jij met je doelen? Volgende week huiswerkcheck (alle doelen!)

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'je finis'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 43 - Quiz

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'nous répondons'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 44 - Quiz

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'vous rencontrez'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 45 - Quiz

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'il choisit'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 46 - Quiz

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'elle parle'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 47 - Quiz

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'je vends'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 48 - Quiz

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'il va'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 49 - Quiz