This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom V3T!
Taalverzorging 3
Stijlfiguren deel 1
Slide 1 - Slide
Programma
10 minuten lezen
Leerwerkcheck taalverzorging 2
Huiswerkopdrachten nakijken
Taalverzorging 3 Stijlfiguren deel 1
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Slide
10 minuten lezen
Slide 3 - Slide
Waarom moet je leren hoe de spellingcontrole in een tekstverwerkingsprogramma gebruikt? Gebruik in je uitleg het woord context.
Slide 4 - Mind map
Bij welke woorden moet je extra opletten met betrekking tot de spellingcontrole?
A
bijvoeglijke naamwoorden
B
woorden die op elkaar lijken
C
homoniemen
D
synoniemen
Slide 5 - Quiz
Welke foute formulering ziet de spellingcontrole niet?
A
beknopte bijzin
B
samengestelde zinnen
C
verkeerd verwijswoord
D
samentrekking
Slide 6 - Quiz
Geef een voorbeeld van een zin met een congruentiefout.
Slide 7 - Open question
Huiswerkopdrachten nakijken
Kijk je antwoorden na aan de hand van het nakijkblad.
Heb je vragen? Stel ze!
Klaar? Kom het nakijkblad inleveren en ga nog even in je leesboek lezen.
Slide 8 - Slide
Doel: Je leert wat stijlfiguren zijn en hoe je zin een tekst kunt inzetten.
Slide 9 - Slide
Stijlfiguur
Een stijlfiguur is een 'vaste vorm' om iets onder woorden te brengen, met de bedoeling nog meer nadruk te leggen op wat je wilt zeggen.
Slide 10 - Slide
Herhalingen en opsommingen
repetitio (= herhaling) Als je woordjes van Engels wilt kennen, moet je herhalen, herhalen en nog eens herhalen.
anafoor (= herhaling zelfde woord of woordgroep aan het begin van zinnen/zinsdelen) Niemand zag iets, niemand deed iets, niemand wist iets.
tricolon (drieslag) (= opsomming in drieën) Ziek, zwak en misselijk.
Slide 11 - Slide
Herhalingen en opsommingen
climax (= serie van tekstelementen waarvan de inhoud steeds sterker wordt) Dat wordt lachen, gieren, brullen.
anticlimax (= in een reeks is de laatste stap een 'tegenvaller') Of ik van sporten hou? Vechtsporten, wielrennen, hardlopen, volleybal, ik vind er niets aan!
Slide 12 - Slide
Welk stijlfiguur? Hoe vaak ben je nu al te laat gekomen? Hoe vaak zul je nu nog te laat komen? Hoe vaak zul je nog een briefje moeten halen?
A
repititio
B
anafoor
C
tricolon
D
climax
Slide 13 - Quiz
Welk stijlfiguur? Drommels, drommels en nog eens drommels.
A
repititio
B
anafoor
C
tricolon
D
climax
Slide 14 - Quiz
Welk stijlfiguur? Max is goed, uitstekend, nee, de beste speler van het veld.
A
repititio
B
anafoor
C
tricolon
D
climax
Slide 15 - Quiz
Welk stijlfiguur? Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen.
A
repititio
B
anticlimax
C
tricolon
D
climax
Slide 16 - Quiz
Welk stijlfiguur? Ze werd stil, verborg haar gezicht in haar handen, begon te snikken ... en proestte het uit: 'Gefopt!'
A
repititio
B
anticlimax
C
anafoor
D
climax
Slide 17 - Quiz
Welk stijlfiguur? Een gezond leven krijg je door gezond eten, genoeg bewegen en een goede nachtrust.
A
repititio
B
anticlimax
C
tricolon
D
climax
Slide 18 - Quiz
Welk stijlfiguur? Altijd november, altijd regen, Altijd dit lege hart, altijd.
A
repititio
B
anafoor
C
tricolon
D
climax
Slide 19 - Quiz
Overdrijvingen en nuanceringen
eufemisme (= verzachtende uitdrukking) Dat is een hele uitdaging!
hyperbool (= sterke overdrijving) Ik mag ook nooit iets!
understatement (parabool) (= afgezwakte uitdrukking) President Trump heeft wel wat te besteden!
Slide 20 - Slide
Welk stijlfiguur? Dit is echt de allerlekkerste soep die ik ooit gegeten heb!
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
Slide 21 - Quiz
Welk stijlfiguur? De verzekeraar ontsloeg drieduizend medewerkers en noemde dit 'herziening organisatiestructuur'.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
Slide 22 - Quiz
Welk stijlfiguur? Hitler was een stoute jongen.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
Slide 23 - Quiz
Welk stijlfiguur? Hij blies gisteravond zijn laatste adem uit.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
Slide 24 - Quiz
Welk stijlfiguur? Wat kun je doen in die paar tellen dat een mensenleven duurt.