KWC V3 Taalverzorging 3 Stijlfiguren deel 1 (12-10-23)

V3A
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

V3A

Slide 1 - Slide

Programma 12-10-23
  1. 10 minuten lezen
  2. Leerwerkcheck taalverzorging 1 en 2
  3. Huiswerkopdrachten 4 t/m 9 zelf nakijken
  4. Taalverzorging 3 Stijlfiguren deel 1
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Welke drie 'autoriteiten' kun je gebruiken om op te zoeken hoe je een woord schrijft?

Slide 4 - Mind map

Als je kijkt naar waar een woord vandaan komt, dan kijk je naar ...
A
etymologie
B
analogie

Slide 5 - Quiz

Waarom moet je leren hoe de spellingcontrole in een tekstverwerkingsprogramma gebruikt? Gebruik in je uitleg het woord context.

Slide 6 - Mind map

Bij welke woorden moet je extra opletten met betrekking tot de spellingcontrole?
A
bijvoeglijke naamwoorden
B
woorden die op elkaar lijken
C
homoniemen
D
synoniemen

Slide 7 - Quiz

Hoe noemen we twee uitdrukkingen die je door elkaar gebruikt?
A
hapering
B
context
C
verhaspeling
D
samenstelling

Slide 8 - Quiz

Leg uit welke fout er gemaakt wordt en waarom de spellingcontrole het niet als fout herkent.

Zeg, hoe oud word je vader eigenlijk dit jaar?

Slide 9 - Open question

Leg uit welke fout er gemaakt wordt en waarom de spellingcontrole het niet als fout herkent.

Autobedrijf Janssen: de grootste garage in personen en bedrijfswagens.

Slide 10 - Open question

Leg uit welke fout er gemaakt wordt en waarom de spellingcontrole het niet als fout herkent.

Het schijnt morgen weer te ontdooien.

Slide 11 - Open question

Geef een voorbeeld van een zin met een congruentiefout.

Slide 12 - Open question

Huiswerkopdrachten nakijken
  • Kijk opdr. 4 t/m 9 na aan de hand van het nakijkboekje
  • Heb je vragen? Stel ze!
  • Klaar? Kom het nakijkboekje inleveren en ga nog even in je leesboek lezen. 

Slide 13 - Slide

Taalverzorging 3:
Doel: Je leert wat stijlfiguren zijn en hoe je zin een tekst kunt inzetten.

Slide 14 - Slide

 Stijlfiguur
Een stijlfiguur is een 'vaste vorm' om iets onder woorden te brengen, met de bedoeling nog meer nadruk te leggen op wat je wilt zeggen. 
Samen lezen p. 42 eerste categorie!

Slide 15 - Slide

 Herhalingen en opsommingen
  • repetitio (= herhaling) Als je woordjes van Engels wilt kennen, moet je herhalen, herhalen en nog eens herhalen.
  • anafoor (= herhaling zelfde woord of woordgroep aan het begin van zinnen/zinsdelen) Niemand zag iets, niemand deed iets, niemand wist iets. 
  • tricolon (drieslag) (= opsomming in drieën) Ziek, zwak en misselijk.

Slide 16 - Slide

 Herhalingen en opsommingen
  • climax (= serie van tekstelementen waarvan de inhoud steeds sterker wordt) Dat wordt lachen, gieren, brullen.
  • anticlimax (= in een reeks is de laatste stap een 'tegenvaller') Of ik van sporten hou? Vechtsporten, wielrennen, hardlopen, volleybal, ik vind er niets aan!

Slide 17 - Slide

Welk stijlfiguur?
Hoe vaak ben je nu al te laat gekomen? Hoe vaak zul je nu nog te laat komen? Hoe vaak zul je nog een briefje moeten halen?
A
repetitio
B
anafoor
C
tricolon
D
climax

Slide 18 - Quiz

Welk stijlfiguur?
Drommels, drommels en nog eens drommels.
A
repetitio
B
anafoor
C
tricolon
D
climax

Slide 19 - Quiz

Welk stijlfiguur?
Max is goed, uitstekend, nee, de beste speler van het veld.
A
repetitio
B
anafoor
C
tricolon
D
climax

Slide 20 - Quiz

Welk stijlfiguur?
Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen.
A
repetitio
B
anticlimax
C
tricolon
D
climax

Slide 21 - Quiz

Welk stijlfiguur?
Ze werd stil, verborg haar gezicht in haar handen, begon te snikken ... en proestte het uit: 'Gefopt!'
A
repetitio
B
anticlimax
C
anafoor
D
climax

Slide 22 - Quiz

Welk stijlfiguur?
Een gezond leven krijg je door gezond eten, genoeg bewegen en een goede nachtrust.
A
repetitio
B
anticlimax
C
tricolon
D
climax

Slide 23 - Quiz

Welk stijlfiguur?
Altijd november, altijd regen,
Altijd dit lege hart, altijd.
A
repetitio
B
anafoor
C
tricolon
D
climax

Slide 24 - Quiz

 Overdrijvingen en nuanceringen
We lezen eerst p. 42 tweede categorie!
  • eufemisme (= verzachtende uitdrukking) Dat is een hele uitdaging! 
  • hyperbool (= sterke overdrijving) Ik mag ook nooit iets!
  • understatement (parabool) (= afgezwakte uitdrukking) President Trump heeft wel wat te besteden!

Slide 25 - Slide

Welk stijlfiguur?
Dit is echt de allerlekkerste soep die ik ooit gegeten heb!
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement

Slide 26 - Quiz

Welk stijlfiguur?
De verzekeraar ontsloeg drieduizend medewerkers en noemde dit 'herziening organisatiestructuur'.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement

Slide 27 - Quiz

Welk stijlfiguur?
Hitler was een stoute jongen.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement

Slide 28 - Quiz

Welk stijlfiguur?
Hij blies gisteravond zijn laatste adem uit.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement

Slide 29 - Quiz

Welk stijlfiguur?
Wat kun je doen in die paar tellen dat een mensenleven duurt.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement

Slide 30 - Quiz

Welk stijlfiguur?
Ik heb een eeuw staan wachten.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement

Slide 31 - Quiz

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: dinsdag 24 oktober
  • Huiswerk: leren p. 34-35, 38-39 en 42-43 +                         maken opdr. 1 p. 44
  • Meenemen: LAPTOP, boek, leesboek, schrift en pen
  • Programma: taalverzorging 3 deel 2

Slide 32 - Slide