Dag 3 - T9 - Uiterlijk - Roze

Woorden
Thema 9:  Uiterlijk
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden
Thema 9:  Uiterlijk

Slide 1 - Slide

de enkel
  • deel van je been vlak boven je voet
  • bot met spieren
  • de enkel - de enkels
  • zin: De enkel van de jongen is dik en blauw. Hij heeft veel pijn. 
13

Slide 2 - Slide

fotoshoppen
  • foto's veranderen op de computer 
  • werkwoord
  • ik fotoshop - wij fotoshoppen
  • zin: Ik fotoshop mijn selfie altijd.
14

Slide 3 - Slide

geel
  • lichte kleur
  • kleur van citroen 
  • zin: Een banaan is geel.
  • zin: Ik hou van gele bloemen.
15

Slide 4 - Slide

het gezicht
  • voorkant van je gezicht
  • met neus, mond, ogen 
  • het gezicht - de gezichten
  • zin: Zij heeft een blij gezicht.
  • zin: Haar gezicht staat verdrietig.
16

Slide 5 - Slide

groen
  • kleur van gras 
  • zin: De bomen worden weer groen.
  • zin: Ik heb vandaag een groene broek aan.
17

Slide 6 - Slide

het haar
  • dunne draden op je lichaam
  • op je hoofd, armen, benen
  • dieren
  • het haar - de haren 
  • zin: Hij gaat naar de kapper om zijn haar kort te laten knippen.
18

Slide 7 - Slide

(extra)de hand
  • deel van je lichaam
  • einde van je arm
  • vijf vingers 
  • 'high five'
  • de hand - de handen
  • zin: Ik geef jou een hand.

Slide 8 - Slide

Ik kan niet goed lopen.
Mijn ........... doet veel pijn.
13
A
enkhel
B
enkel
C
duim
D
teen

Slide 9 - Quiz


Hij maakt zijn lichaam heel mooi op de foto.

14
A
liegen
B
fotoshoppen
C
fotosjoppen
D
uiterlijk

Slide 10 - Quiz

Welke kleur is dit?
15
A
geen
B
geel
C
groen
D
gel

Slide 11 - Quiz


Mijn hoofd
heeft een .............
16
A
mont
B
gezicht
C
nues
D
hand

Slide 12 - Quiz

17
timer
1:00
Wat is er groen?

Slide 13 - Mind map

Wat is goed?
18
A
Zij haar is lang.
B
Mij haar is kort.
C
Zij haar is kort.
D
Haar haar is lang.

Slide 14 - Quiz