Dag 4

Woorden
Thema 10:  Uiterlijk
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ISKMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden
Thema 10:  Uiterlijk

Slide 1 - Slide

het gezicht
  • voorkant van je gezicht
  • met neus, mond, ogen 
  • het gezicht - de gezichten
  • zin: Zij heeft een blij gezicht.
  • zin: Haar gezicht staat verdrietig.

Slide 2 - Slide

geel
  • lichte kleur
  • kleur van citroen 
  • zin: Een banaan is geel.
  • zin: Ik hou van gele bloemen.

Slide 3 - Slide

groen
  • kleur van gras 
  • zin: De bomen worden weer groen.
  • zin: Ik heb vandaag een groene broek aan.

Slide 4 - Slide

het haar
  • dunne draden op je lichaam
  • op je hoofd, armen, benen
  • dieren
  • het haar - de haren 
  • zin: Hij gaat naar de kapper om zijn haar kort te laten knippen.

Slide 5 - Slide

de hand
  • deel van je lichaam
  • einde van je arm
  • vijf vingers 
  • 'high five'
  • de hand - de handen
  • zin: Ik geef jou een hand.

Slide 6 - Slide

de helft
  • 50 % van alles 
  • de helft - de helften
  • zin: Ik geef de helft van mijn eten weg.
  • zin: Ik heb de helft van de opdrachten af.

Slide 7 - Slide

Zij heeft een blij gezicht.
Ik hou van gele bloemen.
De bomen worden weer groen.
Hij gaat naar de kapper om zijn haar kort te laten knippen.
Ik geef jou een hand.
Ik heb de helft van de opdrachten af.

Slide 8 - Slide

Welke kleur is dit?
4
A
geen
B
geel
C
groen
D
gel

Slide 9 - Quiz

4
Wat hoort bij elkaar?
de helft

Slide 10 - Drag question


Wat is goed?
4
A
Ik schrijft met mijn hand.
B
Wij schrijven met een hand.
C
Zij schrijft met hand.
D
Schrijft met hand.

Slide 11 - Quiz

4
timer
1:00
Wat is er groen?

Slide 12 - Mind map


Mijn hoofd
heeft een .............
4
A
mont
B
gezicht
C
nues
D
hand

Slide 13 - Quiz

Maak een zin met:
hij en duimen
4

Slide 14 - Open question

Maak een zin met het woord 'hand'.

Slide 15 - Open question

Wat is allemaal groen?

Slide 16 - Mind map

Zoek een afbeelding van iemand met gek haar.

Slide 17 - Open question

Maak een zin met het woord 'gezicht'.

Slide 18 - Open question