Werkwoordspelling les 11: herhaling alle werkwoordsvormen

Nederlands

Werkwoordspelling - Les 11: 
Herhaling alle werkwoordsoorten

VWO 1 P1 2023-2024
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands

Werkwoordspelling - Les 11: 
Herhaling alle werkwoordsoorten

VWO 1 P1 2023-2024

Slide 1 - Slide

Vorige lessen heb je ...
... geleerd waarom je werkwoordspelling leert. 

... in een lijstje met tekstsoorten, een volgorde aangebracht van 'spelfouten maken mag absoluut niet'  tot 'spelfouten maken mag'. 

... vragen beantwoord over situaties waarin spelfouten worden gemaakt.

Gebruik deze informatie bij het beantwoorden van de volgende vraag.

Slide 2 - Slide

Aan het eind van deze les ...

... heb je alle werkwoordsvormen nog een keer herhaald.

Slide 3 - Slide

Kom erbij!

Log in bij LessonUp.
Ga naar: werkwoordspelling les 10
Ga naar: slide 4

Opdracht:
Sleep de kenmerken/regels naar de juiste werkwoordsvorm.

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Infinitief
Vdw als bijvoeglijk naamwoord
Tijd- en getalproef
Heeft een hulpwerkwoord bij zich.
Eindigt op -t, -d of -en
Gebruik je altijd na 'te'.
Is onveranderlijk
Kan in de verleden en tegenwoordige tijd staan.
Hele werkwoord + d
Zo kort mogelijk
Begint vaak met -ge, -be, -ver, -ont.
Eindigt op -en als het vdw op -en eindigt.
't kofschip bij zwakke ww in de vt
't kofschip
'lopen' in de tt

Slide 5 - Drag question

Herhaling:

1. Wat heeft een voltooid deelwoord altijd bij zich?

Slide 6 - Open question

Herhaling:

2. Welke regel gebruik je bij de spelling van het voltooid deelwoord?

Slide 7 - Open question

Opdracht voltooid deelwoord


Maak van de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan een voltooid deelwoord.


Slide 8 - Slide

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

1. Marieke had zich echt wel …. (haasten)

Slide 9 - Open question

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

2. Waarom zou Erik deze rommelige camping … hebben? (uitzoeken)

Slide 10 - Open question

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

3. Jacco heeft jarenlang zijn foto’s zelf …. (ontwikkelen)

Slide 11 - Open question

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

4. De oude man heeft de auto …. (parkeren)

Slide 12 - Open question

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

5. Heb je de afspraak echt …? (annuleren)

Slide 13 - Open question

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

6. De oude man was nog nooit …. (verhuizen)

Slide 14 - Open question

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

7. Els had nog nooit …, maar ’t lukte aardig. (lassen)

Slide 15 - Open question

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

8. Hij heeft lang …, maar is ten slotte gegaan. (dubben)

Slide 16 - Open question

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

9. Hij had het laatste stuk …, maar kwam toch te laat. (rennen)

Slide 17 - Open question

Maak een voltooid deelwoord van het werkwoord.

10. In deze steeg wordt elke avond wel iemand …. (beroven)

Slide 18 - Open question

Opdracht voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord


Maak van de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan een voltooid deelwoord of een onvoltooid deelwoord.


Slide 19 - Slide

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
1. De leerlingen liepen al ... door de gangen. (babbelen)

Slide 20 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
2. Ik liep ... van de kou naar huis. (rillen)

Slide 21 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
3. Het bedrijf werd ... . (reorganiseren)

Slide 22 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
4. De kinderen kwamen ... binnen. (fluisteren)

Slide 23 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
5. ... bereikten ze hun hotel. (fietsen)

Slide 24 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
6. Wanneer zijn jullie eigenlijk ... ? (verhuizen)

Slide 25 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
7. Ik was echt ... ,toen je dat zei. (verbazen)

Slide 26 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
8. Na de hete middag, was het gras in onze tuin volledig ... . (verschroeien)

Slide 27 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
9. ... vertrokken de kinderen op ski-vakantie. (zwaaien)

Slide 28 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
10. Nadat het ... had, begon de zon weer te schijnen. (regenen)

Slide 29 - Open question

Opdracht persoonsvorm tt, persoonsvorm vt, voltooid deelwoord 

Schrijf de werkwoorden die tussen haakjes staan, in de goede vorm op.
Benoem daarna de werkwoordsvorm. Je kunt kiezen uit:
  • persoonsvorm t.t.
  • persoonsvorm v.t.
  • voltooid deelwoord



Slide 30 - Slide

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
1. Wanneer het een paar weken droog is, ... het gras. (verkleuren)

Slide 31 - Open question

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
2. Wie wordt voor die functie ... . (benoemen)

Slide 32 - Open question

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
3. De brandweer ... zich naar de brand. (spoeden)

Slide 33 - Open question

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
4. Vroeger ... ik geen aardbeien. (lusten)

Slide 34 - Open question

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
5. De gemeente ... de bewoners tot herbeplanting. (verplichten)

Slide 35 - Open question

Noteer de goede vorm van het werkwoord en benoem de vorm.
6. Men ... ratten op grote schaal. (vergiftigen)

Slide 36 - Open question

Werkwoordsvormen benoemen

Op de volgende slides volgt een aantal opdrachten waarbij je steeds een werkwoord moet benoemen. 

Slide 37 - Slide

1. Rick zit altijd recht op zijn stoel.
Benoem het werkwoord 'zit'.

Slide 38 - Open question

2. Sebastiaan heeft alles al gemaakt.
Benoem het werkwoord 'gemaakt'.

Slide 39 - Open question

3. Hij heeft niets gezegd
'gezegd' is ...
A
Voltooid deelwoord
B
Persoonsvorm

Slide 40 - Quiz

4. Morgen zal ik je bellen
Zal is ...
A
Voltooid deelwoord
B
Persoonsvorm

Slide 41 - Quiz

5. Mijn moeder heeft het boek gelezen.

gelezen = ?
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord

Slide 42 - Quiz

6. Mijn vader doet de afwas.

doet = ?
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord

Slide 43 - Quiz

7. Wij zijn verliefd op elkaar.

zijn = ?
A
pv
B
heel ww
C
vdw

Slide 44 - Quiz

Werkwoordsvormen benoemen
Maak onderstaande opdrachten.
Klik op de linkjes om bij de opdrachten te komen.

Opdracht 1

Slide 45 - Slide

Tot slot: Hoe ging het?
1. In welk onderdeel heb je nog oefening nodig?
(voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord, werkwoorden benoemen)

Slide 46 - Open question

Tot slot: Hoe ging het?

2. Hoe ga je dat aanpakken? wat ga je doen?

Slide 47 - Open question