Diagnostische toets

Diagnostische toets
Dit is de kleine toets. 
Maak deze serieus en goed. 
Succes!
1 / 29
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Diagnostische toets
Dit is de kleine toets. 
Maak deze serieus en goed. 
Succes!

Slide 1 - Slide

Over welk levenskenmerk gaat de zin. Een vrouw krijgt een baby.
A
Waarnemen
B
Voeden
C
Voortplanten
D
bewegen

Slide 2 - Quiz

Een zaad heeft in de vrucht vastgezeten met

A
De navel
B
Het poortje
C
De zaadhuid

Slide 3 - Quiz

Een zaad kan water opnemen door

A
De navel
B
Het poortje
C
De zaadhuid

Slide 4 - Quiz

Een zaad wordt beschermd door


A
De navel
B
Het poortje
C
De zaadhuid

Slide 5 - Quiz

Geef drie voorbeelden van een organisme.

Slide 6 - Open question

Leg uit wat groeien is

Slide 7 - Open question

Hoelang is de lengte van het stengeltje op dag 4? Ieder klein vierkantje is 5 mm en een groot vierkantje is 10 mm.

Slide 8 - Open question

Hoelang is de lengte van het stengeltje op dag 9? Ieder klein vierkantje is 5 mm en een groot vierkantje is 10 mm.

Slide 9 - Open question

Gemaaid gras is dood. Leg uit waarom dit dood is en niet levenloos.

Slide 10 - Open question

Bij het levenskenmerk waarnemen hoort: ........ proeven ........ voelen en .....

Slide 11 - Open question

Een fiets is levend, levenloos of dood

Slide 12 - Open question

Welk organisme maakt zijn eigen voedsel?
A
Plant
B
Mens
C
Appel
D
Dier

Slide 13 - Quiz

Vissen zijn gestroomlijnd, hierdoor kunnen ze beter door het water zwemmen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Wat doen de kieuwen van de vis?

Slide 15 - Open question

Landplanten in een droge omgeving hebben
A
Grote platte bladeren
B
kleine dikke bladeren

Slide 16 - Quiz

In welk deel van de plant maakt een plant zijn eigen voedsel?

Slide 17 - Open question

Planten maken zuurstof.

Wordt alle zuurstof gebruikt door mensen en dieren?

Slide 18 - Open question

Welk organisme maakt zijn eigen voedsel?
A
Aardbei
B
Mens
C
Koe
D
Bij

Slide 19 - Quiz

Planten geven ........ af aan de omgeving
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide

Slide 20 - Quiz

Bonus vraag 1: Water noemen we ook wel?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
H2O
D
CO2

Slide 21 - Quiz

Bonus vraag 1: Koolstofdioxide noemen we ook wel?
A
Zuurstof
B
O2
C
H2O
D
CO2

Slide 22 - Quiz

Bonus vraag 1: Zuurstof noemen we ook wel?
A
Zuurstof
B
O2
C
H2O
D
CO2

Slide 23 - Quiz

Landplanten in een natte omgeving hebben
A
Grote platte bladeren
B
kleine dikke bladeren

Slide 24 - Quiz

Landplanten in een natte omgeving hebben
A
Veel wortels
B
Weinig wortels

Slide 25 - Quiz

Landplanten in een droge omgeving hebben
A
Veel wortels
B
Weinig wortels

Slide 26 - Quiz

Welke twee aanpassingen hebben te maken met het voedsel dat de dieren eten?
A
De haren o de huid van de eekhoorn
B
Lange dunne tong van de miereneter.
C
De lange staart van de miereneter
D
De scherpe tanden van de eekhoorn

Slide 27 - Quiz

Een brandnetel beschermt zichzelf met
A
Brandharen
B
Bladeren
C
Doorns

Slide 28 - Quiz

Een braamstruik beschermt zijn bramen tegen dieren en mensen met
A
Brandharen
B
Bladeren
C
Doorns

Slide 29 - Quiz