Thema 1

Thema 1
Verbranding
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieSpeciaal OnderwijsLeerroute 2

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 2 min

Items in this lesson

Thema 1
Verbranding

Slide 1 - Slide

1.1
Verbranding

Slide 2 - Slide

Zuurstof en koolstofdioxide
Als een kaars brand, verdwijnt het kaarsvet. Kaarsvet is een brandstof.

Bij verbranding komt energie vrij. Bij een brandende kaars in de vorm van licht en warmte.

Er ontstaat water en koolstofdioxide (kun je niet zien)

Slide 3 - Slide

Energie (1)
In je lichaam vind ook verbranding plaats. Er is dan ook een brandstof nodig. 

Je lichaam gebruikt vooral glucose. Glucose krijg je binnen met voedsel. 

Slide 4 - Slide

Energie (2)

Je lichaam gebruikt die energie, bijvoorbeeld om te bewegen of warm te blijven. 

In elke cel van het lichaam vindt verbranding plaats. Zonder verbranding gaat een cel dood. 

Slide 5 - Slide

Inspanning (1)
Als je gaat lopen heb je energie nodig. Als je harder loopt hebben je spieren meer energie nodig. 

Hoe groter de lichamelijke inspanning hoe groter de verbranding!

Slide 6 - Slide

Inspanning (2)
Om meer zuurstof binnen te krijgen ga je sneller en dieper ademen. Ook gaan sommige organen harder werken.

Doordat er verbranding plaatsvindt krijg je het warmer. De warmte wordt afgevoerd via de huid, door zweten. 

Slide 7 - Slide

1.2
Ademhalingsstelsel

Slide 8 - Slide

Doel
Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen.

Je kunt de kenmerken en de functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen.

Slide 9 - Slide

Ademhalingsstelsel

Slide 10 - Slide

Middenrif
Onder de longen zit het middenrif. Dit is een spier tussen de borstholte en de buikholte. 

Je voelt je middenrif als je de hik hebt. De spier trekt dan telkens kort samen.

Slide 11 - Slide

Neusholte en mondholte (1)

Slide 12 - Slide

Neusholte en mondholte (2)
In lucht zitten vaak stofdeeltjes en ziekteverwekkers. 

Kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven plakken aan slijmlaag van het neusslijmvlies.

De trilharen verplaatsen het slijm naar de keelholte en daar slik je het slijm in. 

Slide 13 - Slide

Keelholte (1)
De lucht komt daarna in de keelholte. Hier komt ook het voedsel wat je inslikt door heen. 

Lucht moet de luchtpijp in en voedsel moet de slokdarm in. 

Slide 14 - Slide

Keelholte (2)
Om dat te regelen zitten er 2 klepjes in de keelholte. 


Slide 15 - Slide

De luchtpijp (1)
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op de onderkant van het strottenhoofd.

De wanden zijn bekleed met slijm. Als het slijmvlies extra veel slijm maakt ga je hoesten.


Slide 16 - Slide

De luchtpijp (1)

Slide 17 - Slide

Werking longblaasjes (1)

Slide 18 - Slide

Werking longblaasjes (2)

Slide 19 - Slide

1.3

Slide 20 - Slide

Borstademhaling
Bij borstademhaling bewegen de ribben en het borstbeen.

Slide 21 - Slide

Buikademhaling
Bij de buikademhaling bewegen het middenrif en de buikwand.

Slide 22 - Slide

1.4 en 1.5 Gezonde longen

Slide 23 - Slide

Gezonde longen
Door roken van tabak kun je hart- en vaatziekten en longziekten krijgen.

Slide 24 - Slide

Smog
Smog: luchtvervuiling die vooral bestaat uit fijnstof.

Bewegen: Door sporten worden je longen sterker. Bij flinke inspanning heeft je lichaam veel zuurstof nodig. Je haalt dan dieper adem en traint daarbij je ademhalingsspieren. 

Slide 25 - Slide

Astma

- luchtwegen vernauwd, 
- minder zuurstof in het bloed

Slide 26 - Slide