Onderwerp van de zin 1MH/HV

Zinsdelen: 

Onderwerp van de zin
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Zinsdelen: 

Onderwerp van de zin

Slide 1 - Slide

Spoorboekje
-Mededelingen (5 minuten)
-Uitleg onderwerp (15 minuten)
-Zelf aan de slag met de opdrachten (10 minuten)
-Leerdoelencheck (5 minuten)

Slide 2 - Slide

Mededelingen
-Toets Taal P4: vrijdag 9 juni

-Lezen: Spijt (stripboek) op Teams
Later: kort verwerkingsopdrachtje op papier (AVV/NAVV=aftrek bij Toets Lezen)

Slide 3 - Slide

Leerdoel
Je kan het onderwerp aanwijzen in eenvoudige én complexe zinnen (actief/passief, kort/lang, normale volgorde/ afwijkende volgorde).

Je kan uitleggen wat de eigenschappen van het zinsdeel 'onderwerp' zijn en aantonen waarom een bepaald zinsdeel het onderwerp is.

Slide 4 - Slide

Wat is een zinsdeel?
Een groepje woorden dat je in zijn geheel voor de persoonsvorm kan zetten (of dat al voor de persoonsvorm staat)...
en dat samen een bepaalde rol in de zin vervult.

bijv: onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 5 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?
2 manieren:

Slide 6 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?
2 manieren:

Piet heeft een appel gegeten.

-Ja/nee zin maken: pv vooraan in de zin
Heeft Piet een appel gegeten? -> heeft vooraan in de zin, dus heeft = pv

-EV->MV / MV -> EV: alleen pv verandert
Piet en Jan hebben een appel gegeten. -> heeft verandert in hebben, dus heeft = pv

Slide 7 - Slide

Wat was de vraag die we geleerd hadden om het onderwerp te vinden?

Slide 8 - Open question

Wat was de vraag die we geleerd hadden om het onderwerp te vinden?


Wie/wat + werkwoordelijk gezegde? = onderwerp
=
     alle werkwoorden in de zin

Slide 9 - Slide

Wat weet je nog meer over het onderwerp? (Wat zijn eigenschappen van dit zinsdeel?)

Slide 10 - Open question

Wat weet je nog meer over het onderwerp? (Wat zijn eigenschappen van dit zinsdeel?)
-Staat in een normale zin op de eerste plek: Idan bakt een ei.
-Staat in alle andere gevallen na de persoonsvorm:
Bakt Idan een ei?
Wanneer bakt Idan een ei?
Een ei bakt Idan.
Het onderwerp en de persoonsvorm staan dus altijd naast elkaar!



Slide 11 - Slide

Het onderwerp van de zin kan ook lang zijn!

Piet pakt de fiets.
De vader van Piet pakt de fiets.
De oude vriendelijke vader van Piet pakt de fiets.
De oude vriendelijke vader van mijn klasgenoot Piet pakt de fiets.


Slide 12 - Slide

Maar één zinsdeel kan voor de pv staan!

Piet pakt de fiets.
De vader van Piet pakt de fiets.
De oude vriendelijke vader van Piet pakt de fiets.
De oude vriendelijke vader van mijn klasgenoot Piet pakt de fiets.


Slide 13 - Slide

Het onderwerp is niet altijd degene die iets doet, is of ervaart!

Slide 14 - Slide

Het onderwerp kan namelijk twee semantische rollen hebben!

Slide 15 - Slide

Het onderwerp kan twee semantische rollen hebben!


Het onderwerp kan agens (doener) zijn.
De jongen schopt de bal.
Het onderwerp kan ook patiëns (ondergaander) zijn!
De bal wordt geschopt door de jongen!


Slide 16 - Slide

Let op!
Het onderwerp staat niet altijd aan het begin van de zin!

De jongen schopt de bal.
De bal schopt de jongen.

De bal wordt geschopt door de jongen.
Door de jongen wordt de bal geschopt.

Slide 17 - Slide

Aan het werk!
Lezen:
HV-boek: Theorie Cursus 5 Grammatica: Paragraaf 3
Handout

Maken:
HV-boek: Alle opdrachten Cursus 5 Grammatica: Paragraaf 3

Slide 18 - Slide

Leerdoelen check!
Kan je...
- het onderwerp aanwijzen in eenvoudige én complexe zinnen (actief/passief, kort/lang, normale volgorde/ afwijkende volgorde)?
- uitleggen wat de eigenschappen van het zinsdeel 'onderwerp' zijn en aantonen waarom een bepaald zinsdeel het onderwerp is?

Slide 19 - Slide

Wat is het onderwerp in de volgende zin?:
Vandaag vergiste die gekke docent van 3HV zich in de dag.

Slide 20 - Open question

Welke semantische rollen kan het onderwerp hebben?

Slide 21 - Open question

Welke semantische rol vervult het onderwerp in deze zin?:
Het warme brood wordt gebakken door de bakker.

Slide 22 - Open question

Hoe kan je weten dat het zinsdeel tussen haakjes in zijn geheel het onderwerp is?
Gisteren kocht (de vader van Sarah) een ijsje.

Slide 23 - Open question

Leerdoelen check!
Kan je...
- het onderwerp aanwijzen in eenvoudige én complexe zinnen (actief/passief, kort/lang, normale volgorde/ afwijkende volgorde)?
- uitleggen wat de eigenschappen van het zinsdeel 'onderwerp' zijn en aantonen waarom een bepaald zinsdeel het onderwerp is?

Slide 24 - Slide

Volgende les
Staan we stil bij een ander zinsdeel: het lijdend voorwerp! 



Slide 25 - Slide

Secret student
Heeft hij/zij het gehaald???

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video