This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H4.1 Luchtdruk uitwerkingen
Slide 1 - Slide
luchtdruk
Slide 2 - Slide
luchtdruk
Druk die de lucht op het aardoppervlak en op je lichaam uitoefent.
Slide 3 - Slide
barometer
Slide 4 - Slide
barometer
Instrument om de luchtdruk te meten.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Instrument om de overdruk in een afgesloten ruimte te meten.
Slide 7 - Slide
millibar
Slide 8 - Slide
millibar
Eenheid voor luchtdruk die veel op barometers wordt gebruikt.
Slide 9 - Slide
hogedrukgebied
Slide 10 - Slide
hogedrukgebied
Gebied waarin de luchtdruk hoger is dan in zijn omgeving.
Slide 11 - Slide
overdruk
Slide 12 - Slide
overdruk
Verschil tussen de luchtdruk buiten en de druk in een afgesloten ruimte.
Slide 13 - Slide
absolute druk
Slide 14 - Slide
absolute druk
Optelsom van de luchtdruk en de overdruk in een afgesloten ruimte.
Slide 15 - Slide
1 Vul in: a Met een kun je meten hoe groot de luchtdruk is. b De luchtdruk ligt meestal ergens tussen mbar en mbar.
Slide 16 - Open question
c Per definitie geldt dat 1 millibar gelijk is aan ................. pascal. d Hoe hoger je in de atmosfeer komt, hoe ...................... de luchtdruk is. e Als je de druk in een autoband wilt meten, heb je een ............. nodig.
Slide 17 - Open question
2 Wat voor weer is het meestal: a in een hogedrukgebied? . b in een lagedrukgebied? .
Slide 18 - Open question
3 Met een manometer kun je de overdruk in een autoband meten. a Wat wordt bedoeld met ‘de overdruk in een autoband’? .
.
Slide 19 - Open question
. b Schrijf de twee formules op waarmee je de absolute druk kunt berekenen. 1 2 c Wanneer moet je formule 1 toepassen en wanneer formule 2? .
.
Slide 20 - Open question
4 In figuur 1 zie je een vereenvoudigde tekening van een barometer.
De luchtdruk is aan het stijgen.
a Beweegt de bovenkant van het doosje omhoog of naar beneden?
b Beweegt de wijzer W naar links of naar rechts?
Slide 21 - Open question
5 1 Reken om en vul in: a 970 mbar = Pa b 1010 mbar = Pa c 102 000 Pa = mbar d 97 500 Pa = mbar e 980 mbar = kPa f 102,2 kPa = mbar
Slide 22 - Open question
6 Bekijk het weerkaartje in figuur 2.
a Waar in Europa is op dit moment een hogedrukgebied?
b Hoe is het weer in dat gebied?
Slide 23 - Open question
c Waar in Europa is op dit moment een lagedrukgebied?
d Hoe is het weer in dat gebied?
e Hoe hoog is de luchtdruk in Nederland?
Slide 24 - Open question
f Stel dat de luchtdruk in Nederland hierna snel gaat dalen. Hoe verandert het weer meestal in zo’n geval?
Slide 25 - Open question
7 Computerchips worden gemaakt in clean rooms: ruimtes die bijna voor 100% stofvrij zijn. Als iemand zo’n ruimte binnengaat, mag er geen ‘gewone’ lucht (met grote aantallen stofdeeltjes) mee naar binnen komen. Daarom wijkt de luchtdruk in een clean room af van de luchtdruk buiten. Leg uit of er in zo’n clean room een overdruk of een onderdruk heerst. .
Slide 26 - Open question
8 Met het apparaatje in figuur 3 kun je de druk in je fietsbanden meten. In een advertentie wordt het apparaatje omschreven als een ‘bandenspanningsmeter’.
a Wat is de natuurkundige naam voor zo’n apparaat?
Slide 27 - Open question
b Wat meet de bandenspanningsmeter?
A
de absolute druk in de band
B
de overdruk in de band
C
de onderdruk in de band
Slide 28 - Quiz
c Op den duur wordt de veer in de bandenspanningsmeter ‘slap’. Dat betekent dat de kracht die de veer op de zuiger uitoefent, afneemt. Heeft dit invloed op de druk die de meter aangeeft?
A
Ja, de meter geeft dan een druk aan die te hoog is.
B
Nee, de uitslag van de wijzer verandert dan niet.
C
Ja, de meter geeft dan een druk aan die te laag is.
Slide 29 - Quiz
9 Met een vacuümpomp kun je lucht uit een glazen stolp zuigen. Youssef doet dit en meet een onderdruk van 0,7 bar. Hoe groot is de absolute druk in de stolp?
Slide 30 - Open question
10 In de zeventiende eeuw werd op schepen een eenvoudige drukmeter gebruikt: een donderglas (figuur 4). Dit is een met water gevuld glazen flesje dat op een theekan lijkt. Het water staat tot
ongeveer halverwege de tuit en beweegt naar boven of beneden als de luchtdruk verandert.
a Leg uit of het water in het tuitje stijgt of daalt als er storm op komst is.
Slide 31 - Open question
10 In de zeventiende eeuw werd op schepen een eenvoudige drukmeter gebruikt: een donderglas (figuur 4). Dit is een met water gevuld glazen flesje dat op een theekan lijkt. Het water staat tot
ongeveer halverwege de tuit en beweegt naar boven of beneden als de luchtdruk verandert. c Op de tuit staat een schaalverdeling. Een verschil in luchtdruk van 1 mbar komt overeen met een hoogteverschil van 1 cm in de tuit.De tuit is ongeveer 25 cm hoog.