This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Oefentoets H4.1 t/m H4.3
Slide 1 - Slide
Vul in: a/ Met een ............ kun je meten hoe groot de luchtdruk is. b/ De luchtdruk ligt meestal ergens tussen ...... mbar en ........... mbar.
Slide 2 - Open question
Vul in: c/ Per definitie geldt dat 1 millibar gelijk is aan ........... pascal. d/ Hoe hoger je in de atmosfeer komt, hoe ........... de luchtdruk is. e/ Als je de druk in een autoband wilt meten, heb je een .......... nodig.
Slide 3 - Open question
a/ Wat voor weer is het meestal in een hogedrukgebied?
Slide 4 - Open question
b/ Wat voor weer is het meestal in een lagedrukgebied?
Slide 5 - Open question
Met een manometer kun je de overdruk in een autoband meten. a/ Wat wordt bedoeld met 'de overdruk in een autoband'?
Slide 6 - Open question
Met een manometer kun je de overdruk in een autoband meten. b/ Schrijf de twee formules op waarmee je de absolute druk kunt berekenen.
Slide 7 - Open question
Met een manometer kun je de overdruk in een autoband meten. c/ Wanneer moet je formule 1 toepassen en wanneer formule 2?
Slide 8 - Open question
In de figuur zie je een vereenvoudigde tekening van een barometer. De luchtdruk is aan het stijgen.
a/ Beweegt de bovenkant van het doosje omhoog of naar beneden?
A
omhoog
B
naar beneden
Slide 9 - Quiz
In de figuur zie je een vereenvoudigde tekening van een barometer. De luchtdruk is aan het stijgen.
b/ Beweegt de wijzer W naar links of naar rechts?
A
naar lings
B
naar rechts
Slide 10 - Quiz
Reken om en vul in: 970 mbar = Pa 1010 mbar = Pa 102 000 Pa = mbar 97 500 Pa = mbar 980 mbar = kpa 102,2 kPa = mbar
Slide 11 - Open question
Wat klopt wel met betrekking tot een metaalbarometer?
Dit klopt wel
Dit klopt niet
Het werkt op luchtdruk
Op zeeniveau geeft deze 1 bar aan
Je kan er vacuum mee meten
Slide 12 - Drag question
Als het drukgebied van laag naar hoog gaat dan...?
A
wordt het warmer
B
gaat het regenen
C
wordt het kouder
D
is er veel wind
Slide 13 - Quiz
Hoog in de bergen is de luchtdruk ...?
A
Hoger
B
Lager
C
Hetzelfde
D
1 Bar
Slide 14 - Quiz
Als de overdruk 2 bar is, wat is dan de absolute druk op zeeniveau?
A
2
B
3
C
1
D
0
Slide 15 - Quiz
Een thermometer bestaat uit
A
stijgbuis, reservaat, schaalverdeling
B
Daalbuis, reservoir, schaalverdeling
C
Stijgbuis, reservoir, vloeistof
D
Reservoir, stijgbuis, schaalverdeling
Slide 16 - Quiz
Hoe ijk je een thermometer? Let op meer dan een antwoord is mogelijk
A
Met een andere thermometer
B
buiten in de zomer en binnen in de winter
C
met smeltend ijs en kokend water
D
met een barometer
Slide 17 - Quiz
20graden celcius is gelijk aan ...
A
20 K
B
293K
C
273K
D
-253K
Slide 18 - Quiz
0 Kelvin is gelijk aan ...
A
0 °C
B
273°C
C
253°C
D
-273 °C
Slide 19 - Quiz
Wat is waar over de bimetaalthermometer?
A
Het bestaat uit 1 soort metaal
B
Het bestaat uit 2 soorten metaal
C
Het kan alleen van koper gemaakt worden
D
Het kan alleen van ijzer gemaakt worden
Slide 20 - Quiz
De faseovergang in het weer van Dauw is ...
A
condenseren
B
smelten
C
verdampen
D
rijpen
Slide 21 - Quiz
Wat is niet waar over het ontstaan van dauw?
A
Het is water
B
Het ontstaat alleen op een kouder oppervlak
C
Het ontstaat als het condensatieniveau bereikt is
D
Het ontstaat meestal in de ochtend
Slide 22 - Quiz
Wat is niet waar over wolken?
A
Ze ontstaan door condensatie
B
Ze verdwijnen door te verdampen
C
Ze ontstaan op het dauwniveau
D
Er zijn meerdere soorten wolken
Slide 23 - Quiz
Wat klopt niet over elektrische lading?
A
Het laden ontstaat door wrijving
B
statisch is een ander woord voor elektrisch geladen
C
Het gaat verloren door waterdamp in de lucht
D
Als je een geladen trui draagt, trek je mensen aan
Slide 24 - Quiz
Alle oorzaken en gevolgen zijn door elkaar gehusseld. Sleep de juiste antwoorden in de juiste kolom.