Het verval van het Romeinse Rijk en de opkomst van de Middeleeuwen

Het verval van het Romeinse Rijk en de opkomst van de Middeleeuwen
1 / 15
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het verval van het Romeinse Rijk en de opkomst van de Middeleeuwen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Aan het einde van de les kun je...
  • De drie hoofdproblemen van het Romeinse Rijk in de 4e eeuw benoemen en beschrijven.
  • Uitleggen hoe de leefomstandigheden in West-Europa veranderden na de val van het West-Romeinse Rijk.
  • Het systeem van horigheid en de relatie tussen heren en horigen beschrijven.
  • De verspreiding en invloed van het christendom in Europa uitleggen.
  • De rol en functies van kloosters in de Middeleeuwen benoemen.
  • De sociale structuur in de Middeleeuwen en de verdeling in standen beschrijven.
  • De oorsprong en kernprincipes van de islam beschrijven.
  • De impact van de islamitische cultuur op Europa duiden.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over het verval van het Romeinse Rijk en de opkomst van de Middeleeuwen?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Het einde van het Romeinse Rijk
Romeinse Rijk kampte met problemen zoals te klein leger, interne conflicten en invasies door Germaanse stammen.
Dit leidde tot de val rond 500 en het begin van de Middeleeuwen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leven van het land na de val van het West-Romeinse Rijk
Mensen trokken naar het platteland en leidden een zelfvoorzienend leven.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bescherming bij de heer en het systeem van horigheid
Horigen waren boeren zonder eigen grond die bescherming zochten bij een heer in ruil voor landbewerking en een deel van de oogst.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

De verspreiding van het christendom in Europa
Het christendom verspreidde zich, met monniken die kloosters stichtten en zich inzetten voor bekering en maatschappelijke diensten.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Het leven in kloosters en hun maatschappelijke rol
Monniken leefden volgens strenge regels in kloosters en vervulden een belangrijke maatschappelijke rol.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Sociale structuur en standen in de Middeleeuwen
De samenleving was verdeeld in standen: geestelijken, adel en boeren.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De oorsprong en leerstellingen van de islam
In de 7e eeuw ontstond de islam, met kernprincipes zoals de vijf zuilen en het heilige boek de Koran.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De invloed van de islamitische cultuur op Europa
De islam had een culturele impact op Europa door bijvoorbeeld kennisoverdracht en kunst.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Definities
  • Horigen: boeren zonder eigen grond die bescherming zochten bij een heer en in ruil daarvoor land bewerkten en een deel van de oogst afstonden.
  • Monnik: een man die zich vooral bezighoudt met zijn geloof en in een klooster leeft volgens strenge regels.
  • Standen: groepen in de maatschappij met elk een eigen taak, zoals geestelijken, adel en boeren.
  • Islam: een monotheïstische godsdienst gesticht door Mohammed, met kernprincipes zoals de vijf zuilen en het heilige boek de Koran.
  • Moslim: een aanhanger van de islam die gelooft in Allah en Mohammed als laatste profeet beschouwt.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.