Oefenen thema 1 en thema 2

Oefenen thema 4 en thema 5
PTO 1 - Kader 1
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefenen thema 4 en thema 5
PTO 1 - Kader 1

Slide 1 - Slide

Welk onderdeel van het oor verbindt de keel en het oor?
A
Aambeeld
B
Slakkenhuis
C
Buis van Eustachius
D
Trilhaartjes

Slide 2 - Quiz

het slakkenhuis in het oor
A
geeft trillingen door aan de de gehoorzenuw
B
vangt geluidstrillingen op
C
geeft geluid door aan de gehoorbeentjes

Slide 3 - Quiz

Welk onderdeel van het oor wordt aan het trillen gebracht als er geluid in je oor komt?
A
Oorsmeerkliertjes
B
Gehoorzenuw
C
Gehoorgang
D
Trommelvlies

Slide 4 - Quiz


Een lichaam bestaat uit drie delen.
Welke delen zijn dit?
A
Lichaam, armen en benen.
B
Hoofd, lichaam en ledematen.
C
Hoofd, romp en ledematen.

Slide 5 - Quiz

Wat zijn ledematen?
A
Hoofd, romp, armen & benen
B
Armen en benen
C
Alle delen van je lichaam
D
Alle botten in je lichaam

Slide 6 - Quiz

Mensen hebben een .............. skelet
A
Inwendig
B
Uitwendig

Slide 7 - Quiz

Welke uitspraak is waar?
Zonder kalk wordt een bot buigzaam
Zonder lijmstof wordt een bot breekbaar
A
Beide uitspraken zijn niet waar
B
Alleen de eerste uitspraak is waar
C
Beide uitspraken zijn waar
D
Alleen de tweede uitspraak is waar

Slide 8 - Quiz

De botten van een bejaarde hebben meer kalk dan de botten van een baby.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Welk bot is het bot dat roodgekleurd is?
A
Ellepijp
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Spaakbeen

Slide 10 - Quiz

Bot 2 is een:
A
Kuitbeen
B
Scheenbeen

Slide 11 - Quiz


Een van de veelvoorkomende blessures aan je botten zijn botbreuken. Je ziet hier een botbreuk bij een wielrenner. Welk bot is hier gebroken?
A
Opperarmbeen
B
Sleutelbeen
C
Schouderblad
D
Rib

Slide 12 - Quiz


De beenverbinding in je schedel is een
A
naadverbindingen
B
vergroeiingen
C
kraakbeen
D
gewricht

Slide 13 - Quiz

Hoe noem je dit bot?
A
Borstkas
B
Rib
C
Borstbeen
D
Borstwervel

Slide 14 - Quiz

Welke stof zit er meer in botten van baby's en kinderen dan in botten van ouderen?
A
Lijmstof
B
Kalkstof
C
Kraakbeenstof

Slide 15 - Quiz

Met zoutzuur kan je de kalk uit botten halen. hierdoor worden de botten erg
A
hard
B
buigbaar

Slide 16 - Quiz

ellepijp
1
7
9
lendewervel
sleutelbeen

Slide 17 - Drag question

Beenverbindingen: koppel de naam bij het plaatje
Naad
Vergroeid
Kraakbeen
Gewrichten

Slide 18 - Drag question

zet de soorten beenverbindingen op volgorde van meest beweegbaar tot minst beweegbaar
Meest beweegbaar
minst beweegbaar

Slide 19 - Drag question

Sleep de beenverbinding naar de juiste beenderen
Twee teenkootjes
De wervels van het heiligbeen
Het heupbeen en het dijbeen
Ribben en het borstbeen
Gewricht
Vergroeid
Gewricht
Kraakbeen

Slide 20 - Drag question

Wat is geen functie van het skelet?
A
Het pompt bloed rond
B
Het zorgt voor stevigheid
C
Het beschermt organen
D
Het geeft het lichaam vorm

Slide 21 - Quiz

Welke functie van het skelet wordt hier omschreven: Zonder skelet zou je in elkaar zakken.
A
Stevigheid
B
Vorm
C
Beschermen
D
Bewegen

Slide 22 - Quiz

Scharnier-gewricht
Kogel-gewricht
Scharnier-gewricht

Slide 23 - Drag question

- Om de gewrichtskogel zit de
- Slijtage van de gewrichtskogel en de gewrichtskom wordt               tegengegaan door het
- De stroperige vloeistof in het gewricht 
   wordt gemaakt door het              
- Deze stroperige vloeistof heet
- De botten worden bij elkaar gehouden door de
Gewrichtskapsel
Gewrichtskom
Gewrichtssmeer
Kapselbanden
Kraakbeen

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Slide


Wat is de buigspier?
Wat is de pees?
A
Buigspier = 1 Pees = 3
B
Buigspier = 1 Pees = 2
C
Buigspier = 2 Pees = 3
D
Buigspier = 2 Pees = 1

Slide 26 - Quiz

Sleep de juiste tekst naar de juiste plek op het plaatje
Spier
Bot
Pees

Slide 27 - Drag question

Nee
Ja
1. Zitten de meeste spieren met pezen vast aan botten?
Tekst

Slide 28 - Drag question

Welke spieren vormen een antagonistisch paar?
Spier 1 en ....
Spier 2 en ....
1
2
3
4

Slide 29 - Drag question

Bekijk afbeelding 1. Wat gebeurt er met de voet als spier P zich samentrekt?
Sleep het cijfer A of B naar de afbeelding

Slide 30 - Drag question

Welke uitspraak is juist?
A
Als spier 1 samentrekt gaat het onderbeen omhoog.
B
Als spier 2 samentrekt gaat het onderbeen omhoog.
C
Als spier 1 & 2 samentrekken gaat het onderbeen omhoog.

Slide 31 - Quiz

Als de armbuigspier
samentrekt wordt hij:
A
langer en dunner
B
langer en dikker
C
korter en dikker
D
korter en dunner

Slide 32 - Quiz

Spieren kunnen samentrekken, pezen niet.

Is deze bewering juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

Sleep de juiste namen naar de juiste doelen.
Prikkel
Zintuig
Impuls
Spier
Hersenen
Impuls

Slide 34 - Drag question

Route van de prikkel tot je actie:
start
actie
hersenen
impuls
impuls
prikkel
spier
zenuw
zenuw
zintuig

Slide 35 - Drag question

Wat is hier de prikkel?
Prikkel

Slide 36 - Drag question

                           is een  prikkel voor het oog.


Geluid is de prikkel voor je                   .  
 

In een zintuigcel wordt de                       omgezet in een 

 oor 
licht
impuls 
prikkel

Slide 37 - Drag question

Prikkel

Slide 38 - Drag question

Zintuigen zetten prikkels om in berichten
Zenuwen --> berichten --> hersenen
Bewust van de prikkel, hersenen nemen beslissing
Hersenen --> berichten --> zenuwen
Lichaam reageert op prikkel

Slide 39 - Drag question

Welke prikkel hoort bij welk zintuig?
Prikkel: 
Licht
Prikkel: 
Geur
Prikkel: 
Smaak
Prikkel: 
Geluid
Prikkel: 
Temperatuur, Pijn

Slide 40 - Drag question

De huid:

De huid bestaat uit verschillende onderdelen. In welk deel liggen je zintuigen in de huid?
A
Hoornlaag
B
Kiemlaag
C
Lederhuid

Slide 41 - Quiz

1: Het is een zintuig dat in de huid ligt en reageert
op kou.
2: Een zintuig dat in de huid ligt en reageert op
warmte.
A
1: Koude zintuig 2: Warme zintuig
B
1: Warme zintuig 2: Koude zintuig
C
De lederhuid
D
De opperhuid

Slide 42 - Quiz

Wat is GEEN zintuig in je huid?
A
Warmte zintuig
B
Voelzintuig
C
Tastzintuig
D
Drukzintuig

Slide 43 - Quiz

Wat hoort waar?
licht
smaak
in de huid
gehoorzintuig
geur

Slide 44 - Drag question

Verbind de juiste namen bij de onderdelen van de huid.
Lederhuid
Opperhuid
Hoornlaag
Kiemlaag

Slide 45 - Drag question

Het oog:
netvlies
oogzenuw
lens
Hoornvlies
vaatvlies

Slide 46 - Drag question

Wat is de functie van je lens
A
maakt het beeld scherp op je vaatvlies
B
maakt het beeld scherp op het harde oogvlies
C
maakt het beeld scherp op je netvlies
D
het boller of platter maken van het oog

Slide 47 - Quiz

Het oor:
11
2
3
4
9
6
oorschelp
trommelvlies
slakkenhuis
gehoorbeentjes
gehoorzenuw
gehoorgang

Slide 48 - Drag question

Je centraal zenuwstelsel bestaat uit:
A
Zenuwen en ruggenmerg
B
Hersenen, ruggenmerg en zenuwen
C
Hersenen en zenuwen
D
Ruggenmerg en hersenen

Slide 49 - Quiz

Zijn er nog vragen?

Slide 50 - Slide