Lezen leesstrategieën- kernzin-hoofdgedachte

In de krant....
vraagt een gezin om een oppas.

Gezin in Naarden zoekt een actieve oppas voor onze zoon en onze pup die ook ons huishouden draaiende houdt (Naarder koerier)

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

In de krant....
vraagt een gezin om een oppas.

Gezin in Naarden zoekt een actieve oppas voor onze zoon en onze pup die ook ons huishouden draaiende houdt (Naarder koerier)

Slide 1 - Slide

“Een actieve oppas voor onze pup die ook ons huishouden draaiende houdt”?

Dit kan twee dingen betekenen. Welke?

Slide 2 - Slide

.... dat de oppas het huishouden moet gaan doen.
... dat de pup het huishouden doet.
Het gezin bedoelt echt....

Er lijkt ook te staan ....

Slide 3 - Drag question

Leerdoelen: je leert wat de volgende begrippen inhouden:
  • leesstrategieën
  • leesdoelen
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • kernzinnen en alinea's
  • hoofd- en bijzaken

Slide 4 - Slide

Het onderwerp van een tekst
  • Iedere tekst gaat ergens over
  • Als je het onderwerp van een tekst wilt weten , stel je dus de vraag: Waar gaat deze tekst over??
  • Het onderwerp schrijf je zo kort mogelijk

Slide 5 - Slide

Hoofdzaken en hoofdgedachte

- Wat in een tekst belangrijk is, noem je hoofdzaken

        - Hoofdzaken vind je in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea



Slide 6 - Slide

Wat is een kernzin?
De kernzin is meestal de eerste of de laatste zin van een alinea

Slide 7 - Slide

.... dat de oppas het huishouden moet gaan doen.
... dat de pup het huishouden doet.
Het gezin bedoelt echt....

Er lijkt ook te staan ....

Slide 8 - Drag question

Hoofdgedachte
  • Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd??
  • Het antwoord op die vraag is de hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte is een zin.

Slide 9 - Slide

De hoofdgedachte schrijf je zo kort mogelijk
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Hoofdzaken lees je in de
A
inleiding en de kernzin
B
kernzin
C
inleiding, slot en kernzin

Slide 11 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte zijn eigenlijk hetzelfde
A
waar
B
niet waar
C
soms waar

Slide 12 - Quiz

Bijzaken in een tekst
A
zijn voorbeelden of een uitleg. Kun je weglaten
B
Kun je nooit weglaten
C
Zijn voorbeelden/uitleg. Kun je niet weglaten

Slide 13 - Quiz

De leesstrategie waarbij je de titel, inleiding, tussenkopjes en bron leest en de plaatjes bekijkt, noemen we
A
globaal lezen
B
zoekend lezen
C
nauwkeurig lezen
D
oriënterend lezen

Slide 14 - Quiz

Het doel van oriënterend/verkennend lezen is:
A
voorkennis activeren
B
de betekenis van woorden achterhalen
C
weten wat de kernzinnen van de alinea's zijn
D
weten wat de hoofdgedachte van de tekst is

Slide 15 - Quiz

Leesstrategieën 
- orienterend lezen    doel: weten waar de tekst over gaat en voorkennis activeren
- globaal lezen.            doel: weten wat de deelonderwerpen zijn
- nauwkeurig lezen.   doel: tekstbegrip en hoofdgedachte vinden
- zoekend lezen.             doel: antwoord zoeken op een vraag die je hebt
- kritisch lezen.               doel: controleren of tekst objectief en betrouwbaar is

Slide 16 - Slide

Het tekstdoel waarbij je de lezer wilt overhalen, noemen we
A
overtuigen
B
informeren
C
activeren
D
amuseren

Slide 17 - Quiz

In een tekst waar argumenten staan, is het leesdoel
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 18 - Quiz

In een tekst waar de schrijver de lezer iets wil uitleggen of wil leren, is het tekstdoel
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 19 - Quiz

Leesdoelen
- informeren  
- activeren
- overtuigen
- amuseren

Slide 20 - Slide

De kenmerken die horen bij het onderwerp van een tekst, zijn:
A
een woord of paar woorden
B
een hele zin
C
vinden met orienterend lezen
D
staat meestal in het slot van de tekst

Slide 21 - Quiz

Juist of onjuist?
De hoofdgedachte is datgene wat de schrijver over het onderwerp wil zeggen.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Juist of onjuist?
De hoofdgedachte is altijd een hele zin
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Het onderwerp is wat de schrijver over de tekst wil zeggen
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

De kernzin is de belangrijkste zin van de alinea
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin van de alinea.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Kernzin, hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken
belangrijkste zaken in een tekst
vind je op voorkeursplaatsen (inleiding/slot)
Staat vaak in kernzin van een alinea. 

Slide 27 - Slide