Past Simple

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 3

Past Simple

Kijk je liever een filmpje met de uitleg?

Kijk dan naar de video op de volgende dia

The Past Simple

Bij regelmatige ww                     Bij onregelmatige ww

altijd het hele WW + ed

Je gebruikt de Past Simple als je zeker 

weet dat iets in het verleden gebeurd is

en nu afgelopen is.

2e rij (Past Simple)

Welke tijd is de past simple?

Wanneer gebruik je de Past Simple?

1. In het verleden gebeurd maar nog niet afgelopen
2. In het verleden gebeurd en afgelopen
3. Gebeurd in het verleden maar is nu nog merkbaar

Past Simple - Tijdbepaling

Je gebruikt het om aan te geven dat iets gebeurd is, en nu afgelopen is. (iets wat tijd aangeeft in het verleden dus)

- yesterday, 

- last week, last year, last Christmas 

- in 2004, 

- a week ago, an hour ago, a moment ago

+ Regelmatige Werkwoorden

De meeste werkwoorden kan je in de Past Simple zetten,

door er +ed achter te zetten:

I play - I played
She walks - she walked 
You bike - you biked 

Werkwoorden vervoeg je in de Past Simple door... (voorbeeld: walk)

1. +s te gebruiken (She walks)
2. +ed te gebruiken (She walked)
3. +ing te gebruiken (She was walking)
4. +ing the gebruiken (She walking)

Wat is een regelmatig werkwoord?

1. to be
2. to buy
3. to make
4. to walk

Wat is een voorbeeld van een REGELMATIG werkwoord?

1. go - went - gone
2. play - played - played

kies nu de goede versie van een werkwoord:

1. to buy - buyed
2. to buy - bought

kies nu de goede versie van een werkwoord:

1. to have - had
2. to have - haved

+ ONregelmatige Werkwoorden

Deze werkwoorden zijn niet te begrijpen maar moet je gewoon weten!

Ze zijn altijd de tweede vorm van het Engelse rijtje.

De Past Simple van
ONREGELMATIGE werkwoorden...

1. Hoef je niet te kennen
2. moet je uit je hoofd leren
3. mag je bij toets opzoeken
4. krijgen -ed achter het woord

wat is een onregelmatig werkwoord?

1. do
2. laugh
3. visit
4. watch

Hoe vorm je de past simple van ONREGELMATIGE werkwoorden?

1. werkwoord + ed
2. Het 3e rijtje van de lijst onregelmatige werkwoorden
3. Het 2e rijtje van de lijst onregelmatige werkwoorden
4. werkwoord + ing

Wat is een voorbeeld van een onregelmatig werkwoord?

1. swim - swam - swum
2. try - tried - tried

regelmatig werkwoord

onregelmatig werkwoord

walk

play

buy

begin

bring

love

bake

come

cry

collect

decide

bite

live

break

build

dance

choose

enjoy

drink

Onregelmatige werkwoorden

drinken

tekenen

zijn/worden

brengen

blazen

to drink, drank, drunk

to draw, drew, drawn

to bring, brought, brought

to bleed, bled, bled

to be, was/were, been

Nancy .(play). with friends yesterday.

Beyoncé .(give). a concert last night.

Ms. L'Ortye (teach) me how to use the Past Simple yesterday.

In July 2019 Boris Johnson (become) the Prime Minister of the UK.

We (defeat) the other team last week.

Vragen 

Bij alle werkwoorden (regelmatig en onregelmatig) hetzelfde:

Vragen: Did + onderwerp + hele werkwoord

to walk - You walked to school --> Did you walk to school?

to go     - You went to school      --> Did you go to school?

to be --> was of were komt vooraan! 

Was she happy? of Were they friends?

Gewone zin: I was at school

Vraagzin: ...

1. Was I at school?
2. I was at school?
3. I were at school?
4. Were I at school?

...... see that movie last night?

1. Did you see?
2. Did you seed?
3. Did you saw?
4. Did you seeing?

Where ..... those shoes?

1. Did he buy?
2. Did he bought?
3. Bought he?
4. Buyed he?

Gewone zin: Paul liked the movie.
Vragende zin: Paul ... the movie.

Gewone zin: They studied for a test.
Vragende zin: ... for a test?

Ontkenningen

Bij alle werkwoorden (regelmatig en onregelmatig) hetzelfde:

Vragen: Onderwerp + didn't + hele werkwoord

to walk - You walked to school --> You didn't walk to school.

to go     - You went to school      --> You didn't go to school.

to be -- > krijgt wasn't of werent in de zin.

She wasn't happy. Of: They weren't friends.

Gewone zin: It was a nice man.
Ontekennende zin: ...

1. it wasn't a nice man
2. it weren't a nice man
3. wasn't it a nice man
4. it didn't be a nice man

My friends ... studying for a test,
we did our homework.

I ..... him with his test.

1. didn't helped
2. didn't help
3. helped not
4. didn't helping

We ..... home together.

1. didn't went
2. not went
3. didn't go
4. doesn't go

Wat heb je geleerd?

* Je hebt de Past Simple  herhaald en geoefend

* Je kunt vragen en ontkenningen maken in de Past Simple

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Past simple

Practice:

- past simple affirmative

- past simple affirmative

- past simple negative

- past simple negative

- past simple interrogative

- past simple interrogative