2.2 KGT Zuivere stoffen en mengsels

Hoofdstuk 2 Stoffen
Par. 2.2 Zuivere stoffen en mengsels
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 Stoffen
Par. 2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 1 - Slide

Zuivere stof
  • Soms is een stof in huis een zuivere stof.
  • Voorbeelden: suiker en zout

Slide 2 - Slide

Mengsel
  • De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels.
  • Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen.

Slide 3 - Slide

 Zuivere stoffen en mengsels
  • Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen.
  • Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen

Slide 4 - Slide

mengsel:
meerdere soorten moleculen

zuivere stof:
één soort moleculen

Slide 5 - Slide

We kennen twee soorten mengsels:
  • Oplossing
  • is helder 
  • kan een kleur hebben
  • bestaat uit oplosmiddel
  • en opgeloste stof
  • Suspensie
  • is troebel 
  • is wit of gekleurd
  • bestaat uit vloeistof
  • en vaste stof

Slide 6 - Slide

Sleep de juiste naam van het mengsel bij de goede letter.
A
B
C
OPLOSSING
SUSPENSIE
EMULSIE

Slide 7 - Drag question

Schematisch
  • Je kunt een mengsel scheiden. 
  • Je krijgt dan twee of meer zuivere stoffen.

Slide 8 - Slide

Filtreren:
  •  Op basis van deeltjes grootte.
  •  Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier, kleine deeltjes wel.
Het RESidu is de RESt.
De vaste stof die in het filter achterblijft.

Het filtrAAT is wat door het filter gAAT.
De vloeistof die niet door het filter wordt tegengehouden.

Slide 9 - Slide

Extraheren: 
  • Betekent "eruit halen".
  • Je hebt een geschikt oplosmiddel nodig.

Het oplosmiddel is hier water.
Het water "trekt" de smaak uit de droge theeblaadjes.

Slide 10 - Slide

Opdrachten maken
Maak online: test jezelf van paragraaf 2.2
timer
15:00

Slide 11 - Slide

Leerdoelen gehaald?:
  • Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels.
  • Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
  • Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extractie of filtreren.
  • Je kunt de werking van alcohol als oplosmiddel uitleggen. (plusstof)

Slide 12 - Slide

Cola is een
A
oplosmiddel
B
mengsel
C
zuivere stof
D
residu

Slide 13 - Quiz

Keukenzout zonder jodium is een voorbeeld van een ......
A
mengsel
B
zuivere stof
C
suspensie
D
filtraat

Slide 14 - Quiz

Thee is een mengsel. Thee bestaat dus uit..........
A
meerdere soorten moleculen
B
1 soort moleculen
C
1 molecuul
D
een suspensie

Slide 15 - Quiz

Als je zand met water mengt krijg je een ........
A
oplossing
B
suspensie
C
filtraat

Slide 16 - Quiz

Sprite is een heldere kleurloze frisdrank. Dit is een voorbeeld van een........
A
oplossing
B
suspensie
C
filtraat

Slide 17 - Quiz

Verf is troebel en kan wit of gekleurd zijn. Verf is een voorbeeld van een.......
A
oplossing
B
suspensie
C
filtraat

Slide 18 - Quiz

Als je een suspensie filtreert.........
A
dan houd je altijd een zuivere stof over
B
zijn de niet-opgeloste deeltjes het residu
C
dan is het filtraat altijd kleurloos

Slide 19 - Quiz