Leerdoelen H6 Argumenteren
Je kunt beschrijven wat het verschil tussen feiten en meningen is.
• Je kunt beschrijven wat het verschil tussen objectief en subjectief is.
• Je kunt figuurlijk taalgebruik herkennen.
• Je kunt beschrijven wat het verschil tussen standpunten en argumenten is.
• Je kunt een aantal drogredenen herkennen.
• Je kunt schriftelijk en mondeling je standpunt of conclusie beargumenteren, ook over gevoelens, intenties en opvattingen van anderen.
• Je kunt een product of dienst schriftelijk en mondeling aanprijzen.