Formatieve Toets H2 Economische ontwikkeling van Nederland

Wat is een verklaring voor de late industrialisatie van Nederland
A
Nederland had een hele sterke handel waardoor industrie niet meteen nodig was.
B
Nederland had heel weinig mensen die werk zochten.
C
België was een stuk rijker.
D
De stoommachine werkte niet met Nederlandse steenkolen.
1 / 31
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is een verklaring voor de late industrialisatie van Nederland
A
Nederland had een hele sterke handel waardoor industrie niet meteen nodig was.
B
Nederland had heel weinig mensen die werk zochten.
C
België was een stuk rijker.
D
De stoommachine werkte niet met Nederlandse steenkolen.

Slide 1 - Quiz

Willem I had grote plannen voor Noord- en Zuid Nederland. Waarom liepen deze plannen stuk in 1830?

Slide 2 - Open question

Steenkolen zijn nodig voor industrialisatie. Waarom had Nederland problemen met kolen?
A
Er waren geen grote kolenmijnen in NL
B
Mensen weigerden te werken in de kolenmijnen
C
Nederlandse kolen waren niet geschikt voor stoommachines
D
Rode kool werd liever gegeten.

Slide 3 - Quiz

Noem een reden waarom Nederland na 1860 toch industrialiseerde

Slide 4 - Open question

Nederlands Indië was ook belangrijk voor de industrialisatie. Waarom?
A
Veel Indiërs kwamen werken in Nederlandse fabrieken
B
Veel Indiërs kochten producten uit Nederlandse fabrieken
C
Er werd goed samengewerkt tussen de twee gebieden
D
Er kwamen steenkolen uit Indië

Slide 5 - Quiz

Wat is 'arbeidsdeling'?
A
Elke werknemer had zijn eigen taak langs de lopende band
B
Werk wordt eerlijk verdeelt onder alle werknemers
C
Het loon van een arbeider hing af van het werk dat hij deed
D
Een arbeider wordt gedeeld

Slide 6 - Quiz

Wat was een oorzaak voor de verstedelijking in de tweede helft van de 19e eeuw in Nederland?
A
Arbeiders hadden meer aanzien dan boeren, daarom werden steden aantrekkelijker
B
De werkomstandigheden in de steden werden beter dan die op het land
C
Er was meer leefruimte voor een gezin in de stad dan op het platteland
D
Er was minder werk in de landbouw waardoor veel mensen naar de stad trokken

Slide 7 - Quiz

Weet je het nog? Wat was GEEN reden dat de woonomstandigheden in de steden slecht waren?
A
Slecht gebouwde woningen door snelle urbanisatie
B
Geen riolering en waterleiding
C
Panden die niet bedoeld waren voor bewoning werden toch gebruikt
D
Arbeiders hadden nooit geleerd zichzelf te wassen

Slide 8 - Quiz

De arbeidsomstandigheden in de fabriek waren...
A
Oké, mensen werkten hard maar in een gezonde omgeving
B
Goed, ze verdienden voldoende geld in een gezonde omgeving
C
Matig, ze werkten in een ongezonde omgeving maar kregen goed betaald
D
Slecht, het was zwaar werk in ongezonde omgeving

Slide 9 - Quiz

Wat hoort niet bij de arbeidsomstandigheden in de fabriek tijdens de industriële revolutie?
A
Hoge lonen
B
Onveilige machines
C
Ongezonde lucht
D
Afwisselend werk

Slide 10 - Quiz

wat zijn liberalen
A
zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de overheid meer moest doen voor de arbeiders
B
zij wilden dat de overheid zich zo min mogelijk bemoeide met de samenleving
C
dit waren katholieken en protestanten
D
zij kwamen op voor de rechten van vrouwen

Slide 11 - Quiz

wat zijn confessionelen
A
zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de overheid meer moest doen voor de arbeiders
B
zij wilden dat de overheid zich zo min mogelijk bemoeide met de samenleving
C
dit waren katholieken en protestanten
D
zij kwamen op voor de rechten van vrouwen

Slide 12 - Quiz

wat zijn socialisten
A
zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de overheid meer moest doen voor de arbeiders
B
zij wilden dat de overheid zich zo min mogelijk bemoeide met de samenleving
C
dit waren katholieken en protestanten
D
ze kwamen op voor de rechten van vrouwen

Slide 13 - Quiz

Waarom hadden de liberalen de macht in het parlement in de 19e eeuw?
A
Ze hadden de beste ideeën en waren in opstand gekomen
B
Alleen rijke mannen mochten stemmen
C
Omdat iedereen graag meer vrijheid wilde
D
Omdat de socialisten en confessionelen niet wilden samenwerken

Slide 14 - Quiz

Eind 19e eeuw werden er vakbonden opgericht. Wat zijn vakbonden?

Slide 15 - Open question

Het kinderwetje van Van Houten gaat over?
A
Leerplicht
B
Toeslagen voor ouder met kinderen
C
Verbod op kinderarbeid
D
Dat je maar 2 kinderen mocht krijgen

Slide 16 - Quiz

Het kinderwetje van Van Houten had niet op alle beroepssectoren invloed.

Het kinderwetje werd NIET ingevoerd in de ....
A
industriesector
B
landbouwsector

Slide 17 - Quiz

Noem nog een belangrijke wet die het leven van kinderen en mensen moest verbeteren

Slide 18 - Open question

Wat betekent algemeen kiesrecht?
A
Mannen die genoeg belasting betalen mogen stemmen
B
Mannen en vrouwen die genoeg belasting betalen mogen stemmen
C
Alle mannen vanaf 25 jaar mogen stemmen
D
Alle mannen en vrouwen mogen stemmen

Slide 19 - Quiz

Wanneer was er een wereldwijde economische crisis?
A
1920
B
1929
C
1945
D
1960

Slide 20 - Quiz

De periode waarin Nederland zich na 1945 herstelde noemen we:
A
De Grote Opbouw
B
De Grote Sprong Voorwaarts
C
de wederopbouw
D
de EGKS

Slide 21 - Quiz

Nederland herstelde zich redelijk snel. Dit had twee oorzaken:
A
Duitsers moesten herstelbetalingen doen en Nederland hield de lonen laag
B
Duisters moesten herstelbetalingen doen en Nederland kreeg economische steun via het Marshallplan
C
Nederland kreeg economische steun via het Marshallplan en hield de lonen laag
D
Nederland ging investeren in infrastructuur en de vakbonden zorgden dat iedereen veel loon kreeg

Slide 22 - Quiz

Wat de Nederlandse economie ook hielp was Europese samenwerking. Was is de afkorting van de Europese organisatie die in 1957 is opgericht?
A
EGKS
B
EU
C
EG
D
EEG

Slide 23 - Quiz

Vanaf 1963 nam de welvaart toe. Welk gevolg had dit?
A
Nederland werd een consumptiemaatschappij
B
Veel Nederlanders gingen migreren naar een ander land.
C
Nederland kreeg meer Marshallhulp
D
Nederland ging meer investeren in automatisering

Slide 24 - Quiz

Vanaf 1952 gaf de Nederlandse regering toestemming om nieuwe werkers te werven uit het buitenland. Hoe werden deze mensen ook wel genoemd?
A
Migranten
B
Buitenlanders
C
Immigranten
D
Gastarbeiders

Slide 25 - Quiz

Wat is een nadeel van globalisering?

Slide 26 - Open question

De industriële revolutie heeft nadelen voor het milieu.
A
Bodemvervuiling door bijvoorbeeld kunstmest en landbouwgif
B
Vervuiling van water doordat fabrieken afval loosden in rivieren en sloten
C
Luchtvervuiling door de uitstoot van fijnstof
D
Uitputting van alle grondstoffen door de vele spullen die gemaakt worden

Slide 27 - Quiz

Door de uitstoot van broeikasgassen door mensen wordt het broeikaseffect versterkt. Welk gevolg heeft dit?
A
Klimaatverandering
B
Industriële revolutie
C
Milieuvervuiling
D
Uitputting

Slide 28 - Quiz

Zijn internationale afspraken en samenwerking zoals het Akkoord van Parijs nodig? Leg je antwoord uit

Slide 29 - Open question

Wat is een spotprent?
A
Dat is politieke reclame
B
Dat is een soort propaganda
C
Dat is om mensen te hersenspoelen
D
Met humor iets of iemand belachelijk maken

Slide 30 - Quiz

Bekijk de spotprent (klik om te vergroten). Wat wil de tekenaar hiermee duidelijk maken? Gebruik in je antwoord de bron.

Slide 31 - Open question