Eindquiz Logistiek

Eind quiz
Logistiek
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Eind quiz
Logistiek

Slide 1 - Slide

Wat is logistiek?
A
Informatie geven
B
Goederen leveren
C
Weg die artikelen afleggen voordat ze bij de klant terechtkomen
D
Verzameling van alle activiteiten die nodig zijn om de goederenstroom in goede banen te leiden.

Slide 2 - Quiz

Een magazijn wordt gebruikt voor:
A
Opslag van goederen
B
Verzending van goederen
C
Ontvangst van goederen
D
A, B, C zijn alle drie juist

Slide 3 - Quiz

Administratieve voorraad
Afschrijvingslijst
Criminele derving
Derving
Niet-criminele derving
Dervingbestrijdingsplan
Werkelijke voorraad
Voorraad die in de administratie (de computer) aanwezig is
Verlies dat ontstaat als artikelen kapotgaan, bederven, zoekraken of gestolen worden.
Plan met te nemen maatregelen om derving te voorkomen.
Voorraad die echt (in de winkel en/of het magazijn) aanwezig is.
Derving die per ongeluk of door onvoorzichtig handelenis veroorzaakt.
Derving ontstaan door opzet, bijvoorbeeld vandalisme (met opzet artikelen beschadigen) en diefstal.
Lijst waarop je alle beschadigde, bedorven of afgeprijsde artikelen noteert.

Slide 4 - Drag question

Van een bestelopdracht wordt een "Picklijst" gemaakt. Wat is dit?
A
Een ander woord voor pakbon
B
Een lijst met de gestolen goederen
C
Lijst met alle producten van de order

Slide 5 - Quiz

Wat staat er niet op een order
A
NAW gegevens
B
Locatiecode
C
Artikelcode
D
Artikelomschrijving

Slide 6 - Quiz

Reddingsbord
Verbodsbord
Gebodsbord
Waarschuwingsbord

Slide 7 - Drag question




Hoeveel verschillende orders staan er op deze picklijst?

Slide 8 - Slide

Met welke transportmiddelen kan je een palet vervoeren?

Slide 9 - Drag question

Welke letter of cijfer geeft het schap aan?

Slide 10 - Open question

Kwantitatieve controle doe je met behulp van een...?
A
vrachtbrief
B
pakbon
C
correctielijst
D
steekproefcontrole

Slide 11 - Quiz

Welke controle doe je eerst?
A
Kwalitatieve controle?
B
Kwantitatieve controle?

Slide 12 - Quiz

Intertoys ontvangt goederen met deze pakbon.

Hoeveel producten heeft Intertoys volgens deze pakbon besteld?
A
7
B
25
C
32
D
39

Slide 13 - Quiz

Wordt deze doos goed dicht geplakt?
ja of nee?

Slide 14 - Open question

Droog bewaren
Breekbaar
Deze zijde naar boven
Gevarenetiket
Voorzichtig

Slide 15 - Drag question

Wat staat er niet op een verzendetiket?
A
NAW klant
B
NAW leverancier
C
inhoud
D
aantal colli

Slide 16 - Quiz

Wat zijn de gevolgen van derving?
A
lagere leveringsbetrouwbaarheid
B
minder plezier in je werk
C
minder winst
D
meer werkdruk

Slide 17 - Quiz

Wanneer iemand vergeten is een beschadigd artikel te registeren is er sprake van criminele derving
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Een kluis met tijdslot is een preventieve maatregel ter voorkoming van derving. Wat voor soort maatregel is dit?
A
Bouwkundige maatregel
B
Technische maatregel
C
Organisatorische maatregel

Slide 19 - Quiz

Een afspraak, regel of procedure die je moet naleven om criminaliteit te voorkomen of te beperken, noemen we een.....
A
Technische maatregel
B
Organisatorische maatregel
C
Afspraak maatregel

Slide 20 - Quiz

Een winkeldochter is...
A
Het kleine zusje van een grote winkelketen
B
Een artikel dat tegen de hoogste prijs verkocht wordt
C
Een artikel dat al lang in het magazijn ligt, maar nog wel verkocht kan worden
D
Een winkel dat als doelgroep vrouwen heeft

Slide 21 - Quiz

Economische voorraad = technische voorraad + inkopen - .......
A
Technische voorraad
B
Voorverkopen
C
Administratieve voorraad
D
Fysieke voorraad

Slide 22 - Quiz

In welke drie groepen worden voorraadkosten ingedeeld?
A
Rentekosten, bestelkosten en risicokosten
B
Rentekosten, risicokosten en voorraadkosten
C
Rentekosten, risicokosten en ruimtekosten

Slide 23 - Quiz

De voorraad is nu 20 de minimum voorraad is 20 de maximum voorraad is 60. Hoeveel mag er bij bestelt worden?
A
35
B
40
C
60
D
45

Slide 24 - Quiz

Je minimum en werkelijke voorraad is 10 en je maximum voorraad mag 30 zijn. Je kan bestellen met besteleenheid van 7. Hoeveel besteleenheden bestel je?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 25 - Quiz

Op welke manieren kan je bestellen? Meerdere antwoorden kunnen goed zijn
A
Bestelformulier
B
Website
C
Automatisch bestelsysteem
D
Order-entrystysteem

Slide 26 - Quiz