Wanneer iemand vergeten is een beschadigd artikel te registeren is er sprake van criminele derving
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Welke vorm van derving is te zien op de afbeelding?
A
Niet-criminele derving
B
Onbekende derving
C
Criminele derving
D
Niet-geregistreerde derving
Slide 8 - Quiz
Een kluis met tijdslot is een preventieve maatregel ter voorkoming van derving. Wat voor soort maatregel is dit?
A
Bouwkundige maatregel
B
Technische maatregel
C
Organisatorische maatregel
Slide 9 - Quiz
Een afspraak, regel of procedure die je moet naleven om criminaliteit te voorkomen of te beperken, noemen we een.....
A
Technische maatregel
B
Organisatorische maatregel
C
Afspraak maatregel
Slide 10 - Quiz
Derving registreer je op een .....
A
Vermisten lijst
B
Inventarisatielijst
C
Verschillenlijst
D
Artikellijst
Slide 11 - Quiz
Welke gegevens vul je in op een verschillenlijst
Slide 12 - Open question
Als een artikel niet op voorraad is moet je "nee verkopen". Wat is het gevolg hierdoor?
A
Lagere leveringsbetrouwbaarheid
B
Lagere kwaliteit
C
Hogere kosten
D
Lagere omzet
Slide 13 - Quiz
Voorraadbeheer: de kleine voorraad waarmee je werkt noem je de ......
A
Werkvoorraad
B
Buffervoorraad
Slide 14 - Quiz
Inventariseren van de voorraad betekent...
A
Bijhouden
B
Nakijken en tellen
C
Controleren
D
Opschrijven
Slide 15 - Quiz
Administratieve voorraad : €30.000 Werkelijke voorraad €29.200 Hoeveel is de derving?
A
800
B
8000
C
2100
D
2200
Slide 16 - Quiz
De voorraad is nu 20 de minimum voorraad is 15 de maximum voorraad is 60. Hoeveel mag er bij bestelt worden?
A
35
B
40
C
60
D
45
Slide 17 - Quiz
Je minimum en werkelijke voorraad is 10 en je maximum voorraad mag 30 zijn. Je kan bestellen met besteleenheid van 7. Hoeveel besteleenheden bestel je?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 18 - Quiz
Beginvoorraad is € 180.000. Eindvoorraad is € 160.000. Wat is de gemiddelde voorraad?
A
€ 170.000
B
€ 20.000
C
€ 340.000
Slide 19 - Quiz
Hoe moet je de gemiddelde voorraad berekenen als je meer dan twee meetpunten in een jaar hebt?
A
Alles bij elkaar optellen en delen door het aantal meetpunten
B
1/2 beginvoorraad + 1/2 eindvoorraad plus andere meetpunten delen door aantal meetpunten
C
1/2 beginvoorraad + 1/2 eindvoorraad + andere meetpunten delen door het aantal meetpunten -1
Slide 20 - Quiz
Voorraad waarderen doen we tegen
A
Inkoopprijs
B
Verkoopprijs
C
Ligt eraan
D
Beiden
Slide 21 - Quiz
Een winkelier heeft een omzetsnelheid van 13. Wat betekent dit?
A
Het duurt 13 dagen voordat hij zijn gemiddelde voorraad verkoopt.
B
Hij heeft een winstmarge op zijn voorraad van 13.
C
Hij verkoopt 13 keer per jaar zijn gemiddelde voorraad.
Slide 22 - Quiz
Wat betekent omzetduur?
A
de tijd dat het duurt, als je iets koopt
B
de tijd dat het duurt voordat de voorraad verkocht is
C
de tijd dat het duurt, voor je winst maakt
D
de tijd dat iets in de schappen ligt
Slide 23 - Quiz
Bij een hoge omzetsnelheid is de omzetduur…
A
Kort
B
gemiddeld
C
lang
Slide 24 - Quiz
Op welke manieren kan je bestellen? Meerdere antwoorden kunne goed zijn