Paragraaf 2.2 Waarom zou je sparen?

Pincode Hoofdstuk 2. Jij en je geld
  1. Pinpas of portemonnee?
  2. Waarom zou je sparen?
  3. Waarom zou je lenen?
  4. Verzekeren, hoezo?
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pincode Hoofdstuk 2. Jij en je geld
  1. Pinpas of portemonnee?
  2. Waarom zou je sparen?
  3. Waarom zou je lenen?
  4. Verzekeren, hoezo?

Slide 1 - Slide

Opgave 4 (saldo)
Het saldo op je bankrekening
verandert als je giraal geld
ontvangt (de ontvangsten) of
uitgeeft (de uitgaven).
Bereken de ontbrekende bedragen.
  1. € 113,15     (€ 100,00 + € 34,60 – € 21,45 = € 113,15)
  2. € 5,95       (€ 13,45 + € 4,50 – € 12,00 = € 5,95)
  3. € 559,72  (€ 257,98 - € 125,00 = € 132,98          -> € 692,70 - € 132,98 = € 559,72)
  4. € 2.500    (€ 2.006,00 + € 780,00 = € 2.786      -> € 2.786 – € 286,00 = € 2.500,00)
  5. € 30          (€ 19,95 + € 12,00 = € 31,95                  -> € 31,95 – € 1,95 = € 30)

Slide 2 - Slide

Opgave 12 (percentage)
Kijk nog een keer naar de grafiek. De banken verwachten
dat het gemiddelde bedrag dat per maand gepind wordt
in 2016 met 5,8% zal dalen ten opzichte van 2015.

Bereken hoe groot dan het gemiddelde pinbedrag
in 2016 is.
  • 5,8% van € 28,97 (gemiddeld pinbedrag 2015) = ?
  • daling: € 28,97 ÷ 100 x 5,8 = € 1,68
  • gemiddeld pinbedrag 2016: € 28,97 – € 1,68 = € 27,29


Slide 3 - Slide

Pincode Hoofdstuk 2. Jij en je geld
  1. Pinpas of portemonnee?
  2. Waarom zou je sparen?
  3. Waarom zou je lenen?
  4. Verzekeren, hoezo?

Slide 4 - Slide

Waarvoor spaar jij?

Slide 5 - Mind map

Sparen
Sparen 🡪 je geeft je geld nu niet uit, maar bewaart het voor later


Redenen om te sparen:
  1. Sparen voor een doel 🡪 je wilt iets kopen waarvoor je nu nog niet genoeg geld hebt zoals vakantie
  2. Sparen uit voorzorg  🡪 geld voor onverwachte gebeurtenissen
  3. Sparen voor de rente 🡪 je spaargeld levert inkomsten (rente) op

Slide 6 - Slide

Rente
Rente is een vergoeding die je krijgt van de bank omdat je er spaart. De rente is een bepaald percentage per jaar.

Formule: rentebedrag per jaar = spaarbedrag ÷ 100 x percentage 

Voorbeeld: Op je spaarrekening staat € 225. Je krijgt 1,2% rente per jaar. Bereken het bedrag dat je na 1 jaar aan rente krijgt.
  • rentebedrag per jaar = € 225 ÷ 100 x 1,2 = € 2,70

Slide 7 - Slide

Functies van geld

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Je spaart geld voor het geval je mobiele telefoon kapot gaat. Om welke reden van sparen gaat het hier?
A
sparen voor een doel
B
sparen uit voorzorg
C
sparen voor rente
D
sparen voor de lol

Slide 10 - Quiz

Welk rentebedrag krijg je na één jaar als je € 250 op je spaarrekening zet met een rentepercentage van 1,5%?
A
€ 2,50
B
€ 3,75
C
€ 4,50
D
€ 5,75

Slide 11 - Quiz

Stelling I: Hoe hoger het rentepercentage,
hoe meer rente je krijgt.
Stelling II: Hoe korter het geld op je spaarrekening staat, hoe hoger het rentebedrag.
A
stelling I en II zijn beiden onjuist
B
stelling I is onjuist en stelling II is juist
C
stelling I is juist en stelling II is onjuist
D
stelling I en II zijn beiden juist

Slide 12 - Quiz

Jan wil een nieuwe mobiele telefoon kopen en vergelijkt de prijzen van de refurbished Samsung Galaxy S20 op internet. Geld is hier een ...
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel
D
wasmiddel

Slide 13 - Quiz

Pak je agenda en noteer
Maakwerk voor de volgende keer



Paragraaf 2.2 Waarom zou je sparen?
opgaven 15 t/m 25
Dinsdag 24 oktober 7e uur

Slide 14 - Slide