Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Persoonlijke en bezittelijk voornaamwoord

Op je tafel:

- Leesboek

- Nederlands boek blz. 210-211

- Schrift en pen

- Ipad(dicht!)

Wat gaan we doen? 

- Stillezen 10 minuten 

-Nakijken

- Theorie

- Quiz

- Zelfstandig werken

- Afsluiting/huiswerk

Stillezen 

Opdracht 1

a Vlad heeft zijn koffer alvast klaargelegd. ja / nee

b Ik heb me afgevraagd waarom de toets zo slecht ging. ja / nee

c Yolan slikte haar kauwgompje per ongeluk door. ja / nee

d Zal ik jou morgen het huiswerk even laten zien? ja / nee

e Wil je mijn trui nog lenen? ja / nee

f Afgelopen week heb ik mij aangemeld voor een meeloopdag op het mbo. ja / nee

Opdracht 2

Opdracht 2

a Zou je mij mijn jas even willen aangeven?

b Zou je die jas aan me willen geven?

c Zijn dat jouw vrienden?

d Zijn dat vrienden van jou?

e Is dit verhaaltje van je al in de schoolkrant geplaatst?

f Ik vond je verhaaltje heel erg leuk om te lezen.

Opdracht 3

a hond – mij → 1. Dit is mijn hond. 2. Deze hond is van mij.

b fiets – jou → 1. Dit is jouw fiets. 2. Deze fiets is van jou.

c oplader – je → 1. Dit is jouw oplader. 2. Deze oplader is van jou.

d jas – me → 1. Dit is mijn jas. 2. Deze jas is van mij.

Opdracht 4

 a Karel houdt van jou / je / mij / me.

b Ik heb geen idee waar mijn / jouw / je sleutels zijn gebleven.

c Wil jij mij / me die pen even aangeven?

d Hoe heb je jouw / je / mijn toets gemaakt?

e Wanneer zijn jouw / je / mijn ouders een weekendje weg?

f Ik heb me ziek gemeld, want ik voel me / mij helemaal niet lekker.

Opdracht 5

Opdracht 5 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:

In zin a is het 'geld' geen bezit van 'jou'. In zin b wel.

a Geef ik aan jou geld terug?

b Geef ik jouw geld terug?

Opdracht 6

Opdracht 6 1 ja

2 me → mij

m'n →mijn

me → mijn

Opdracht 7 1 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:

- Wat is je favoriete artiest?

- Wat is je favoriete Netflix-serie?

2, 3,4 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:

Wat is jouw favoriete dier? Mijn favoriete dier is een hond.

Opdracht 8

Jouw gezicht

Jouw gezicht

is jouw eigen weerbericht

als jij in de spiegel kijkt

kun jij jouw eigen bui zien hangen

Jan 't Lam

Uitleg 

Je kunt naar personen, dieren of dingen verwijzen. Daarvoor gebruik je een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord.

Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of ding:

Wij keken naar de hardloopwedstrijd.

Hij moet hier aan de lijn.

Ik heb het ingepakt.

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: jullie huis, onze klas, jouw jurk.

Persoonlijke voornaamwoorden staan altijd voor het bezit waar ze bij horen.

1. Deze bewering klopt.
2. Deze bewering klopt niet.

'Die gekke bril is van mij.'

'mij' is .....?

1. Een bezittelijk voornaamwoord
2. Een persoonlijk voornaamwoord

mijn huis.
mijn=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Wij hebben ons vergist.
wij =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Zijn pen doet het niet.

Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord

Zijn pen doet het niet.

Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Ik snap het verschil tussen een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord

1. ja
2. nee

Lijkt het JULLIE leuk om samen naar de film te gaan?
jullie is...?

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Die telefoon van JOU is zo lelijk.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

MIJN telefoon ligt nog aan de lader.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Op mijn school maakt iedereen een creatieve opdracht voor zijn leukste vak.

Mijn =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Volgens jou wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje dus graag kopen.

jullie =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

't Is fijn dat ik 'm nog even gesproken heb voor z'n vertrek naar Amerika.

ik =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

't Is fijn dat ik 'm nog even gesproken heb voor z'n vertrek naar Amerika.

'm =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Huiswerk

Blz. 210-211

Opdracht 1 t/m 6 

Klaar? Lezen maar!

www.jufmelis.nl