Les 1 en 2 week 7 5H Grammatica

Programa de hoy
  1. Corregir los ejercicios 9-14 (pp. 139-141)
  2. Repetimos la gramática del Perfecto/Indefinido/Imperfecto
  3. Caperucita roja
  4. Ejercicio con el pasado: los siete enanitos (werkblad extra oefening verleden tijden sprookjes in Teams
Objetivos de hoy
- Ik kan regelmatige en onregelmatige werkwoorden vervoegen in de Indefinido en de Imperfecto
- Ik weet wanneer ik voor een van beiden kies

1 / 21
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Programa de hoy
  1. Corregir los ejercicios 9-14 (pp. 139-141)
  2. Repetimos la gramática del Perfecto/Indefinido/Imperfecto
  3. Caperucita roja
  4. Ejercicio con el pasado: los siete enanitos (werkblad extra oefening verleden tijden sprookjes in Teams
Objetivos de hoy
- Ik kan regelmatige en onregelmatige werkwoorden vervoegen in de Indefinido en de Imperfecto
- Ik weet wanneer ik voor een van beiden kies

Slide 1 - Slide

Welke woorden(tijdsaanduidingen) komen vaak voor met de Perfecto?

Slide 2 - Open question

Tijdsaanduidingen Perfecto
  • Hoy = vandaag
  •  Esta mañana/tarde/noche = deze ochtend/middag/avond
  • Este (fin de) semana = dit weekend/deze week
  • Este año = dit jaar
  • este verano = deze vakantie
  • alguna vez = al eens
  • nunca = nooit
  • ya = al
  • todavía (no) = nog (niet)

Slide 3 - Slide

Gebruik Perfecto
Je gebruikt de presente perfecto als je:
- Vertelt over een periode die nog loopt
o VB: ¿Qué has comido esta mañana? -> Wat heb je vanochtend gegeten?
- Aangeeft hoe vaak je iets hebt gedaan
o VB: He estado dos veces en Valencia -> Ik ben twee keer in Valencia geweest.

Slide 4 - Slide

Welke woorden(tijdsaanduidingen) komen vaak voor met de Indefinido?

Slide 5 - Open question

Tijdsaanduidingen Indefinido
  • ayer = gisteren          anoche = gisteravond          anteayer = eergisteren
  •  la semana pasada = vorige week
  • jaartal: vb: en (2004) = in (2004)
  • el mes/verano/siglo/año pasado = vorige maand/zomer/eeuw/jaar
  • specifieke maand: vb: en (junio) = in (juni)
  • tijdsaanduidingen die beginnen met hace (geleden): hace 2 semanas  = twee weken geleden, hace 7 años = 7 jaar geleden
  • specifieke dagen: el (jueves) = op (donderdag)

Slide 6 - Slide

Welke woorden(tijdsaanduidingen) komen vaak voor met de Imperfecto?

Slide 7 - Open question

Tijdsaanduidingen Imperfecto
  • siempre = altijd
  • normalmente = normaal gesproken
  • antes = eerst
  • na porque (als het een reden geeft waarom iets gebeurde): vb: ayer Pedro llegó tarde porque  el tráfico era malo.
  • cada día = elke dag 
  • cada verano = elke zomer
  • los (domingos)= het lidwoord geeft aan dat het om elke zondag gaat. Daarom kiezen we voor de Imperfecto

Slide 8 - Slide

Voor gebeurtenissen in het verleden die verband houden met het heden gebruik je de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto

Slide 9 - Quiz

Voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden gebruik je de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto

Slide 10 - Quiz

Voor gebeurtenissen die bezig waren toen een nieuwe gebeurtenis plaatsvond gebruik je de
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto

Slide 11 - Quiz

Het signaalwoord "ayer" hoort bij de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto

Slide 12 - Quiz

Welk signaalwoord duidt NIET op een indefinido?
A
anteayer
B
en 2017
C
antes
D
el otro día

Slide 13 - Quiz

perfecto of indefinido:
Mi hermano y yo nunca ......................... pulpo en nuestra vida.
A
hemos comido
B
comimos
C
he comido
D
comí

Slide 14 - Quiz

perfecto of indefinido
Yo no ...................... (ir) al colegio ayer.
A
he ido
B
fui
C
ha ido
D
fue

Slide 15 - Quiz

indefinido of indefinido
Antes tus amigos y tú ...................... (estar) en Madrid.
A
estabas
B
estuviste
C
estabais
D
estuvisteis

Slide 16 - Quiz

Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
A
pensaban
B
bebías
C
comieron
D
vivíamos

Slide 17 - Quiz

¿Cuál de estos marcadores temporales no pertenece al imperfecto?
A
Siempre en verano....
B
En el verano del 2017....
C
Todos los veranos.....
D
Los veranos, cuando....

Slide 18 - Quiz

¿Indefinido o imperfecto?
Hace 3 años mi abuelo (ganar).........la lotería.
A
ganaba
B
ganabas
C
ganó
D
ganaste

Slide 19 - Quiz

Marque el tiempo adecuado: imperfecto o indefinido
1. Caperucita estaba/estuvo jugando en la cocina cuando su madre le decía/dijo: "Caperucita, tu abuela está enferma. ¿Puedes llevarle esta cesta?
2. Caperucita caminaba/caminó por el bosque cuando de pronto veía/vio al lobo.
3. Caperucita le decía/dijo que su abuela estaba/estuvo enferma y entonces él corría/corrió rapidamente a la casa de la abuela.
4. La abuela no reconocía/reconoció la voz del lobo, porque oía/oyó mal, y le abría/abrió la puerta.
5. Cuando Caperucita  llegaba/llegó a la casa de su abuela, veía/vio al lobo que estaba/estuvo durmiendo en la cama de su abuela.

Slide 20 - Slide

Y ahora... ¡a trabajar individualmente!
¿Qué podéis hacer? 
  1. Haz ejercicio 10 y 13 del hand-out Caperucita roja

Slide 21 - Slide