Les Nederlands 9 juni

Welkom 2A en 2B
Taalverzorging H4


tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooide tijd
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 2A en 2B
Taalverzorging H4


tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooide tijd

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe spel je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?
  1. Zoek het hele werkwoord.
  2. Haal -en eraf, want dan heb je de stam.
  3. Gebruik het werkwoord lopen als voorbeeld.
            Ik loop (=stam)         → stam
           Jij loopt / Loop jij?   → stam +t / stam
            Hij/zij/ het loopt      → stam+t
            Wij/jullie/zij lopen  → hele werkwoord                

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoe spel je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?
  1. Zoek het hele werkwoord.
  2. Haal -en eraf, want dan heb je de stam.
  3. Gebruik het werkwoord vinden als voorbeeld.
            Ik vind (=stam)         → stam
           Jij vindt / vind jij?   → stam +t / stam
            Hij/zij/ het vindt      → stam+t
            Wij/jullie/zij lopen  → hele werkwoord                

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen met een quiz
Pak je mobiel en volg de stappen die in beeld komen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

lopen
Harrie...................naar school
A
loop
B
loopt

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

antwoorden
Jij ................ niet?
A
antwoordt
B
antwoord

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

antwoorden
....................jij niet?
A
antwoordt
B
antwoord

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

betalen
Zij .......................de date.
A
betaalt
B
betaald

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

wedden
Hij ...............dat hij 1,5 meter hoog kan springen
A
wed
B
wedt

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe spel je de persoonsvorm in de verleden tijd?
stam + te of stam + de
  1. Zoek het hele werkwoord
  2. Haal -en eraf, want dan heb je de stam.
  3. voorbeeld:  rusten. Rust = stam
  4.      Ik rustte
           Jij rustte
            Hij/zij/ het rustte     
            Wij/jullie/zij rustten                

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

benadruk hier dat in de verleden tijd de ik-vorm en 2e en 3e persoon enkelvoud hetzelfde zijn. leg verder uit dat als het om het meervoud gaat er nog een -n achter komt. 
Geef ook aan dat het om de onvoltooid verleden tijd gaat. 




Slide 12 - Slide

This item has no instructions

ruilen
Het kind ......zijn speelgoed.

Slide 13 - Mind map

This item has no instructions

ontsnappen
De dief .......................

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

poetsen
Sanne .......................

Slide 15 - Mind map

This item has no instructions

Huiswerk
2B donderdag 11 juni
2A vrijdag 12 juni
maken H4 taalverzoring tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooide tijd: opdr 1 t/m 8 (zonder startopdracht) 
opdrachten worden gemaild.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions