2h6, mercredi, le 29 octobre 2019 8.30

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Qu'est ce que nous allons faire?

Mercredi 29 octobre 2019  (l'automne)

Programme du cours:

Doel: leren leren, hoe pak je dat aan?

-Leerstrategie 

-Reflecteren over de repetitie chapitre 1

-toets bekijken en fouten verbeteren en analiseren

-Wat ga je doen om een voldoende te krijgen?

1  2 3 4 5 6 7 8

Wat is volgens jou de beste leerstrategie om een vreemde taal te leren?
(en wat ook wetenschappelijk is onderzocht)

leerstrategie

Herhaal de stof letterlijk!

Bijvoorbeeld door de woorden of namen (hardop) te herhalen. 

Hierdoor blijft de stof actief in het kortetermijngeheugen, zodat ermee gewerkt kan worden. 

Om de kennis in het langetermijngeheugen te krijgen is de leerstrategie verdiepen het meest effectief. 

Met Herhalen kan je bijvoorbeeld tijdens de toets een ezelsbruggetje herhalen om de grammaticaregels toe te passen. 

lang of kort leren?

Leer liever vaker en korter, dan een weekend heel lang. Zo is 5 uren verspreid over twee weken effectiever dan 5 uur aan één stuk. Het voelt alsof je de leerstof sneller vergeet, maar de kennis wordt juist effectiever in het geheugen opgeslagen. Bij een weekend stampen herkent de leerling de stof, maar kent hij de stof nog niet volledig of is de kennis niet naar het lange termijn geheugen verwerkt. Herhaal bij het leren van de nieuwe lesstof de lesinhoud van de meest recente les, zodat deze weer fris in het geheugen wordt gehouden. 

woorden/zinnen leren

Het leggen van je hand op een rijtje woorden is een minder effectieve manier van leren dan vaak wordt gedacht. Op een gegeven moment weet je al welk woord er komen gaat en ben je niet meer met leren bezig, maar met herkennen. Flashcards maken kan helpen de volgorde op een speelse manier af te wisselen. Flashcards zijn te gebruiken bij woordbetekenissen, definities, begrippen, het beantwoorden van vragen + antwoorden, opsommen van informatie, jaartallen etc. Het maken van flashcards is effectiever dan een digitale manier zoals bijvoorbeeld quizlet of wrts. Dit komt doordat je bij flashcards ook schrijft (spiergeheugen) en je geconcentreerder bent bij het maken van de kaartjes. Bij het typen van informatie wordt minder informatie in het geheugen opgeslagen omdat het typen sneller en automatischer gaat dan schrijven. Daarnaast heeft het werken met de flashcards een speels karakter doordat je een stapel maakt met ‘goed’ en ‘fout’, en hierbij je vooruitgang zichtbaar maakt wanneer de stapel met ‘goed’ groeit.  

Positieve effecten

De positieve effecten van het verspreiden van de volgorde geldt voor ieder vak. Wissel bij het leren daarom verschillende onderwerpen af. Sta niet te lang stil bij één onderwerp. Verander tevens de volgorde waarin je lesonderwerpen studeert. Bijvoorbeeld: 

op leermoment 1 bestuur je de volgorde A-B-E, 

op leermoment 2 E-B-A en op leermoment 3 B-A-E. 

een definitie toevoegen 

Door de betekenis van het woord aan het te leren woord toe te voegen, worden losse woorden beter onthouden omdat ze worden ingebed in een context. Ze worden gekoppeld aan woorden die je al kent, waardoor je er een beter beeld bij kan vormen en een woord zo meer gaat leven én beter kan worden onthouden.  ‘Dus, welk woord moet je onthouden? En wat betekent het?’ Bijvoorbeeld: ‘chaise – stoel’ wordt: ‘Je suis sur ma chaise. Ma chaise est bleue’. De stof wordt zo dan niet alleen herhaald, maar ook toegepast in een context. Voorbeelden die je zelf bedenkt worden nog beter onthouden, wat terugkomt in de leerstrategie Verdiepen.

chapitre 1 repetitie

De toets krijg je nu terug, neem je werkboek+teksboek en verbeter je fouten. Wat wil je herkansen? 

1- Maak een overzicht met wat je wilt herkansen.

2-Nu maak een planning, op 31 oktober is de herkansing(schrijf dat op een repetitieblaadje en hoe ga je leren+ planning)

chapitre 1 Vocabulaire H à la page 42 N/F woorden en  of werkwoorden leren

Maak zinnen met elk woord,combineer de woorden b.v.: 

De week is lang=

La semaine est longue.

Zij zijn jaloers en nerveus=

Ils sont jaloux et nerveux.

Het verschil is klein.

La différence est petite.

Ten eerste : vragen=

D'abord : demander

Ik geef een bloem aan iemand.

Evaluatie

Hoe was het om zo te leren?

Wat merk je?