ACB Rapporteren NIEUW

Taal & Rapporteren

Hoe rapporteer je op een goede, professionele manier?

1 / 42
next
Slide 1: Slide
CommunicatieHBOStudiejaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Taal & Rapporteren

Hoe rapporteer je op een goede, professionele manier?

Slide 1 - Slide

WAAROM
Maar eerst: waarom is goede rapportage belangrijk? 


Slide 2 - Slide

Wat is het nu van goede rapportage?

Slide 3 - Slide

Alle antwoorden zijn juist

 Goede rapportage is essentieel voor jou (en je collega's) om
je vak goed uit te oefenen

Slide 4 - Slide

Waarom is rapportage nog méér belangrijk?
A
Uit de rapportage haal je informatie voor evaluatieverslagen
B
Rapportage kan dienen om je te verantwoorden bij een eventuele klacht.
C
Het IGJ (inspectie gezondheid en jeugd) kan rapportages opvragen tijdens een inspectie.
D
Bij een onderzoek van VT of de Beschermtafel kan het als bron van informatie dienen

Slide 5 - Quiz

Antwoord:
Wéér alle antwoorden zijn goed!

Slide 6 - Slide



Kortom:


Goed en volledig rapporteren is mega-belangrijk!! 

Slide 7 - Slide

Duidelijk?
Laten we beginnen!

Slide 8 - Slide

De drie onderwerpen:

1. Hoofdzaken vs bijzaken 
2. Vaag vs concreet
3. Feiten vs mening 

Slide 9 - Slide

1. Hoofdzaken vs bijzaken
Bekijk dit stukje rapportage:
“Je bent begonnen met zonnebloemen na te tekenen en na de pauze heb je een rondje gelopen. Het was koud daarom gingen we snel weer naar binnen. Daarna hebben we appelkoekjes gebakken. Ook heb je nog even met de hond geknuffeld en een spelletje Katan meegedaan.”



Slide 10 - Slide

Details
Het stukje beschrijft gedetailleerd alle activiteiten van die dag, maar is verder niet erg inhoudelijk. Deze opsomming is alleen interessant als de cliënt normaal nooit tekent of koekjes bakt, allergisch is voor honden en  nooit mee gaat wandelen. Kortom: het zijn bijzaken, geen hoofdzaken.

Slide 11 - Slide

Vergelijk:
 
"Activiteiten: tekenen, rondje lopen, koken, gezelschapsspel." 

"Het viel begeleiding vandaag op dat je met de hond knuffelde, want twee weken geleden durfde je dat nog niet. Tijdens een spelletje gaf je goed je grenzen aan: je zei 'stop' toen een andere deelnemer jouw poppetje afpakte. Toen begeleiding je daarvoor complimenteerde, reageerde je met een glimlach."

Slide 12 - Slide

Analyse:
1. De rapportage laat een ontwikkeling zien bij deze jongere -> eerst wel bang voor de hond, nu niet meer

2. Het illustreert sociale interactie (de jongere gaf goed zijn grenzen aan)

3. Het laat zien hoe begeleiding een pedagogische interventie doet (complimenteren)
4. Het laat zien dat de jongere blij op een compliment reageert
(jongere kan een compliment aanvaarden)

Slide 13 - Slide

Wél op rapporteren:
- Rapporteer altijd op doelen
- Rapporteer opvallendheden 
- Beschrijf iemands gedrag, emoties en stemming
- Beschrijf (opvallende) sociale interacties

Slide 14 - Slide

Voorbeeld (dagbesteding):

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Analyse:

1. De medewerker valt het op dat de cliënt moe oogt;
2. De medewerker vraagt dit na bij de cliënt;
3. Cliënt geeft aan dat ze idd slecht geslapen heeft;
4. Medewerker rapporteert dit bij het relevante doel in Zilliz (draagkracht/draaglast) .

Dit is een voorbeeld van gericht observeren, uitvragen en rapporteren

Slide 17 - Slide

Andere dingen waar je op rapporteert:
Ongewone opmerkingen - naleving van regels en structuur - plotselinge gedragsveranderingen (bijv. teruggetrokken of heel aanwezig) - terugkerende thema's in spel of gesprek - contact met leeftijdsgenoten (speelt (niet) samen, conflicten, leiderschapsrol) - Interactie met volwassenen (vertrouwen, grenzen, autoriteit) - Eetpatroon - lichamelijke klachten (buikpijn, hoofdpijn) - uiterlijke verzorging (stinkt, vieze kleding)

Slide 18 - Slide

Veel he? 
Tip: gebruik deze checklist bij het rapporteren:
CHECKLIST

Slide 19 - Slide

2. Vaag vs concreet

"Je zat er lekker in vandaag!"
"Het ging vandaag mwah."
"jouw dag vandaag was wel goed."


Slide 20 - Slide

Wat is daar mis mee?

De omschrijving 'het ging mwah'   of 'je zat er lekker in' zijn niet concreet genoeg. Het maakt niet duidelijk wat je bedoelt, waarom je dat denkt of wat er op die dag gebeurde.
 
Beschrijf daarom altijd de dingen die je waarneemt. En vraag dit bij de cliënt uit.


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Analyse:
1. De cliënt geeft aan dat zijn dag leuk was, dit wordt goed uitgevraagd door de medewerker " 

2. Medewerker beschrijft concreet hoe cliënt zich sociaal gezien gedraagt: hij mengt zich spontaan in gesprekken en praat met andere deelnemers.

3. Medewerker beschrijft hoe de cliënt uit zichzelf dingen vertelt en de begeleiding daarbij aankijkt. Dit zijn concrete, relevante observaties. 

4. Medewerker doet geen aannames maar beschrijft alleen de feiten. Top!!!!

Slide 23 - Slide

3. Objectief vs subjectief
Lees dit stukje rapportage:

"Je gedroeg je achterlijk, je liep je af te reageren op iedereen."


Slide 24 - Slide

Feiten vs meningen

Objectief zijn de feiten: een cliënt hield zich niet aan bepaalde regels. 

Subjectief is een interpretatie hiervan, of een mening daarover. Bijvoorbeeld: "Je gedroeg je achterlijk / je was je af aan het afreageren omdat je boos was" 

Slide 25 - Slide

INTERPRETATIES
 Wat is er mis met interpretaties? 
Antwoord: je kan niet in het hoofd van een cliënt kijken. 

Beschrijf daarom op een neutrale manier het gedrag wat je aan de buitenkant ziet. Vermijd daarbij woorden waaruit jouw mening blijkt.

Slide 26 - Slide

Objectief:
"Je hield je vandaag niet aan een aantal regels (je wilde bijv. je telefoon niet wegleggen). Ook sprak je andere deelnemers niet bij hun gewone naam aan, waardoor het leek alsof je hen uit wilde dagen. Begeleiding vroeg jou later wat er aan de hand was. Je gaf aan dat je slecht geslapen had."

Slide 27 - Slide

TIP: Gebruik citaten

In plaats van: "Pietje liep Jantje vandaag te klieren," kun je ook citaten gebruiken. 

Slide 28 - Slide

Citaat
"Pietje zei vandaag tegen Jantje: 'Je bent slecht in gamen,' en 'Je moeder is lelijk.' " 

Dit is concreter én objectiever dan 'klieren'. Je beschrijft de feiten en laat de interpretatie bij de lezer.

Slide 29 - Slide

MAAR
Je mag hier wél een interpretatie aan toevoegen:
"Met opmerkingen als 'je moeder is lelijk' en 'je kan niet gamen', leek Pietje vandaag Jantje te willen uitdagen."

Slide 30 - Slide

Samen
Omdat je bij ACB vaak samen met je cliënt rapporteert,
probeer je altijd te informeren hoe de cliënt het zélf ziet:

"Desgevraagd geef je aan dat je Jantje niet wilde uitdagen, maar dat je alleen maar grappig wilde zijn."

Slide 31 - Slide

Dus:
Als je gedrag objectief en feitelijk beschrijft, mag je daar best een interpretatie aan toevoegen. Zolang het maar duidelijk is dat het om jouw interpretatie gaat.

Slide 32 - Slide

HOE?
Je scheidt observatie en interpretatie van elkaar:
1. Observaties: Pietje speelde Katan, Pietje lachte vaak tijdens het spel
2. Interpretatie: Pietje vindt Katan erg leuk



Slide 33 - Slide

WORDT:
"Pietje lachte vaak tijdens het spelletje Katan. Het lijkt alsof hij erg van Katan geniet."

Slide 34 - Slide

Signaalwoorden
Door signaalwoorden als 'mogelijk', 'wekte de indruk', 'kwam ... over' en 'lijkt' maak je duidelijk dat het jouw interpretaties zijn. Interpretaties kunnen soms diepere inzichten geven, die puur uit feiten niet blijken. Het is jouw professionele inzicht.

Slide 35 - Slide

Voorbeeld (ambulant):

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Analyse:
1. Medewerker observeert: "Je kwam neerslachtig over"
2. De concrete feiten waarop ze dit baseert "Je lag met je hoofd op tafel en was stil"
3. Interventie: medewerker gaat met cliënt in gesprek. Client vertelt wat er aan de hand is.
4. Cliënt gebruikt zijn signaleringsplan (dit is ook zijn cliëntdoel).
5. Cliënt lijkt op te knappen, doet capuchon af, kletst met medewerker.
Dit is een voorbeeld van methodisch werken: observeren, een 'pedagogische interventie' doen (mbv een signaleringsplan) & concreet rapporteren op een doel

Slide 38 - Slide

Huh, 'pedagogische interventie'??
Een pedagogische interventie in de jeugdzorg is een actie van een begeleider / jeugdzorgprofessional (jij dus!) om de ontwikkeling, het gedrag of de leefsituatie van een jongere positief te beïnvloeden. 

Dit kan zowel gepland als spontaan zijn, en varieert van langdurige programma's tot korte ad-hoc acties. Pedagogische interventies zijn gebaseerd op professionele kennis en ervaring, aangepast aan de situatie; soms op intuïtie. In beide gevallen leg je dit vast in je rapportage.

Slide 39 - Slide

Samenvatting

- Wees concreet, beschrijf de feiten die je waarneemt
- Vermijd jouw eigen mening, wees objectief
- Geef duidelijk aan als iets een interpretatie is
- Rapporteer op doelen en ontwikkeling, niet enkel op activiteiten.


Slide 40 - Slide

Regels
- Geen namen van andere cliënten gebruiken
- Van medewerkers mag je de naam noemen als dat relevant is

Slide 41 - Slide

Laatste tip:
Lees ALTIJD je rapportage even terug! 
Doe alsof je buitenstaander bent die nog nooit bij ACB is geweest. Snap je dan nog steeds wat er staat?

Slide 42 - Slide