This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
rots-rotsen
druif-druiven
kaas-kazen
Als het voor de uitspraak niet nodig is om een apostrof te gebruiken, plak dan de -s aan het woord vast:
rokje-rokjes (u-klank)
dominee-dominees
cadeau-cadeaus
tradtitie-tradities
De 's gebruik je als je het woord anders fout uitspreekt:
lama-lama's
dvd-dvd's
Als de klemtoon op de -ie valt.
kopie - kopieën
bacterie - bacteriën
porie - poriën
museum - musea (dus niet musea's)
groente - groentes of groenten
rijst (geen meervoud)