In deze les oefenen we een paar onderdelen die handig zijn om beter begrijpend te kunnen lezen
Iets afleiden uit de tekst
Verwijswoorden
Volgorde van tekst
Signaalwoorden
1 / 28
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7,8
This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 35 min
Items in this lesson
In deze les oefenen we een paar onderdelen die handig zijn om beter begrijpend te kunnen lezen
Iets afleiden uit de tekst
Verwijswoorden
Volgorde van tekst
Signaalwoorden
Slide 1 - Slide
Tekst: Plotseling vloog ik naar voren uit mijn stoel. Mijn gordel knelde. Het leek of de auto in één klap stil stond. Oom Bert stapte uit en stoof op de donkerrode auto af, die tegen ons aan was gebotst. Hij trok het portier open en greep de man bij zijn arm. "Ben je blind of zo?" brieste hij.
Welke info kun je afleiden uit deze tekst?
A
De bestuurder van de donkerrode auto is blind
B
Een ongeluk zit in een klein hoekje
C
Oom Bert kan erg opvliegend zijn
D
Autorijden is gevaarlijk
Slide 2 - Quiz
Verbijsterd keek ik naar mijn oom. De bestuurder van de donkerrode auto bleef gelukkig kalm. "Laten we een schadeformulier invullen," stelde hij voor.
Welke informatie leid je uit deze tekst af?
A
De ik-persoon is niet gewend, dat oom Bert zich zo gedraagt
B
Je moet nooit onverzekerd op pad gaan
C
Bestuurders van donkerrode auto's zijn meestal rustig
D
Je moet een pen bij je hebben in de auto
Slide 3 - Quiz
Onthoud: wat niet LETTERLIJK in de tekst staat kun je er soms uit AFLEIDEN
Slide 4 - Slide
Ook handig bij begrijpend lezen: verwijswoorden Wat zijn dat?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Video
Zoek uit waar de verwijswoorden naar verwijzen. Vorig jaar gingen we een kitten halen op een boerderij. Het sneeuwde.. Ik herinner me DEZE GEBEURTENIS nog heel goed, omdat ik toen zo blij was.
A
de boerderij
B
het ophalen van de kitten
C
hoe blij ik was
D
dat het sneeuwde
Slide 7 - Quiz
De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. ZE zochten naar drenkelingen.
A
de duikers
B
de bootjes
C
de drenkelingen
D
het meer
Slide 8 - Quiz
De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. ZE lagen op de bodem van het meer.
A
het meer
B
de duikers
C
de drenkelingen
D
de bootjes
Slide 9 - Quiz
Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland. Wat is hier het verwijswoord?
A
Ayoub
B
woont
C
zij
D
Nederland
Slide 10 - Quiz
Onze hond loopt mank, maar hij is ook al oud. Wat is het verwijswoord?
A
hij
B
is
C
al
D
hond
Slide 11 - Quiz
Waar verwijst het verwijswoord ze naar? De inwoners hebben heel veel last van de ratten. Ze maken een enorme rotzooi in de stad.
A
De inwoners
B
De ratten
C
Hebben
D
Last
Slide 12 - Quiz
Wat is het verwijswoord? Ibrahim moet gaan slapen, maar hij heeft daar helemaal geen zin in.
A
hij
B
helemaal
C
slapen
D
Ibrahim
Slide 13 - Quiz
Lees de volgende tekst goed door.
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
De quadrans uit ongeveer 1300 werd gevonden in een bodemlaag waarvan bekend is dat die tussen 1300 en 1325 op het marktplein is aangebracht. Waarnaar verwijst het woord 'die'?
A
het marktplein
B
de quadrans
C
de bodemlaag
D
tussen 1300 en 1325
Slide 16 - Quiz
De volgorde bepalen is in een verhaal ook erg belangrijk. Oefen met deze HUSSELZINNEN
Van de bonen wordt cacaoboter gemaakt
Chocola wordt gemaakt van cacaobonen
Die vruchten komen uit de cacaoboom
Tot slot wordt suiker en melk toegevoegd
Slide 17 - Drag question
Naast hem speelde iemand harde muziek
Als je kiespijn hebt ga je naar de tandarts
Dan kon je het gegil niet horen!
Vroeger heette dat de tandentrekker.Die werkte gewoon op straat
Slide 18 - Drag question
SIGNAALWOORDEN
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Sleep de verbanden naar de juiste signaalwoorden
opsomming
tegenstelling
echter
maar
ook
daarnaast
daarentegen
Ten eerste,
ten tweede,
ten derde
Slide 21 - Drag question
Zoek de juiste combinaties van verbanden en signaalwoorden
Opsomming
Tegenstelling
bovendien, ook, daarnaast
toch, echter, desondanks,
Slide 22 - Drag question
Sleep de verbanden naar de juiste signaalwoorden
maar, daarentegen
Bijvoorbeeld, neem nou
Ten eerste, als laatste, ABC
Eerst, vervolgens, daarna
Doordat, waardoor
Tijdsvolgorde
Oorzaak- gevolg
Opsomming
Tegenstelling
Voorbeeld
Slide 23 - Drag question
Zoek in de volgende zinnen steeds het signaalwoord 1. Ik durf eigenlijk niet, maar ik doe het toch.
Slide 24 - Open question
3. Ik ben goed in rekenen, toch kom ik niet uit deze som.
Slide 25 - Open question
4. Op zondag ga ik graag fietsen, ook vind ik het leuk om ergens te gaan picknicken
Slide 26 - Open question
De laatste.. 5. Hoewel het niet mag, pak ik toch een kroket.