Verwijswoorden groep 8

1 / 22
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Ik heb aan het einde van de les ... antwoorden goed.
011

Slide 2 - Poll

timer
1:00
Wat zijn verwijswoorden?

Slide 3 - Mind map

VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 4 - Slide

Bijvoorbeeld:

Rens pakt zijn jas. Hij trekt hem aan.
Wij gingen naar het museum. Daar was het erg leuk.


Slide 5 - Slide

Over welke verwijswoorden hebben we het vorige week gehad?

Slide 6 - Open question

DEZE, DIE, DAT, DAAR, HIJ, ZIJ, HET, ZE, HEM, HAAR, HEN, WAT

Dit zijn enkele verwijswoorden.





Je gebruikt deze verwijswoorden om te verwijzen naar iemand die of iets wat
eerder genoemd is.

Slide 7 - Slide

Taal is het leukste ___ er is.
A
Dat
B
Wat
C
Die
D
Deze

Slide 8 - Quiz

Het eerste DAT ik vanochtend deed was mijn tandenpoetsen.
Juist
Onjuist

Slide 9 - Poll

Vorig jaar gingen we een kitten halen op een boerderij. Het sneeuwde. Ik herinner me deze gebeurtenis nog heel goed, omdat ik toen zo blij was.

Waar verwijst ''deze gebeurtenis'' naar?
A
de boerderij
B
het ophalen van de kitten
C
hoe blij ik was
D
dat het sneeuwde

Slide 10 - Quiz

Waarom gebruiken we eigenlijk verwijswoorden?

Slide 11 - Open question

Zonder verwijswoorden

Siem heeft zin in de vakantie. Siem gaat dan samen met Siems ouders een weekje weg. Siems vader heeft Siem verteld dat ze naar Kreta gaan.

Slide 12 - Slide

De sturen van hun fietsen raakten elkaar heel even. In een flits vielen Sjoerd en Kas op de grond.

Wat is in deze zin het verwijswoord?

Slide 13 - Open question

De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. Ze zochten naar drenkelingen.

Waar verwijst ''ze'' naar?
A
de duikers
B
de bootjes
C
de drenkelingen
D
het meer

Slide 14 - Quiz

De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. Ze lagen op de bodem van het meer.

Waar verwijst ''ze'' naar?
A
het meer
B
de duikers
C
de drenkelingen
D
de bootjes

Slide 15 - Quiz

Let goed op
De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. Ze zochten naar drenkelingen.

De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. Ze lagen op de bodem van het meer.


Slide 16 - Slide

Er kwam een groot applaus. De zanger had ____ niet verwacht.
Erik was erg moe, daarom ging ____ op tijd naar bed.
Mijn moeder heeft een prachtige vaas gekocht. ____ was erg duur. 
hij
deze
dit

Slide 17 - Drag question

Schrijf de 5 verwijswoorden op

Slide 18 - Open question

Weet je nu wat verwijswoorden zijn?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Iedereen ging wandelen, ____ had ik geen zin in.

Welk verwijswoord gebruik je?
Dat
Daar
Dit
Hier

Slide 20 - Poll

Klopte je verwachting aan het begin van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll