This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Slide 1 - Slide
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Doel:
Je kunt zelfstandige werkwoorden herkennen in een zin.
Je kunt hulpwerkwoorden herkennen in een zin.
Slide 2 - Slide
Wat is een zelfstandig werkwoord?
Slide 3 - Mind map
Wat is een hulpwerkwoord?
Slide 4 - Mind map
Filmpje NN
Slide 5 - Slide
Zelfstandig werkwoord (zww)
Een zelfstandig werkwoord (zww) kan in z'n eentje - zelfstandig dus - in een zin staan.
De geit eet.
De koe leeft.
De hond rent.
De kat bijt.
Slide 6 - Slide
Hulpwerkwoord (hww)
Soms wordt het zelfstandig werkwoord een handje geholpen door een ander werkwoord. Zo'n werkwoord heet een hulpwerkwoord (hww). Het hulpwerkwoord kun je weglaten.
De geit heeft gegeten. (Het hulpwerkwoord maakt duidelijk dat de geit klaar is.)
De koe zal niet lang meer leven. (Het hulpwerkwoord vertelt iets over de toekomst.)
De hond wil rennen. (Het hulpwerkwoord vertelt iets extra's.)
De kat wordt gebeten. (Het hulpwerkwoord vertelt dat de kat niet zelf bijt.)
Slide 7 - Slide
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb gegeten heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 8 - Quiz
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik word bekeken bekeken = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 9 - Quiz
De politie heeft drugslabs ontmanteld in Brabant en Limburg.
A
heeft= hulpwerkwoord
B
ontmanteld=hulpwerkwoord
Slide 10 - Quiz
Hij heeft die opdracht moeten maken.
heeft
moeten
maken
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Slide 11 - Drag question
Wij hadden misschien met dat project mee kunnen doen
hadden
kunnen
meedoen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Slide 12 - Drag question
Noteer alle werkwoorden van de zin: Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.
timer
0:30
Slide 13 - Open question
Wat is het zelfstandige werkwoord van de zin: Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.
Slide 14 - Open question
Noteer alle werkwoorden van de zin: Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?
Slide 15 - Open question
Wat is het zelfstandige werkwoord van de zin: Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?
Slide 16 - Open question
Wat is het hulpwerkwoord uit de volgende zin? Sanne wilde graag haar moeder helpen.
Slide 17 - Open question
Maak een zin waarbij 'trainen' het zelfstandig werkwoord is.
Slide 18 - Open question
Maak een zin waarin 'hebben' het hulpwerkwoord is.
Slide 19 - Open question
Maak een zin met één hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord.