NOVA - Module Grammatica 1 ZWW+HWW




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


MEVROUW DUINHOUWER
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


MEVROUW DUINHOUWER

Slide 1 - Slide

Lesprogramma 
Lezen
- Maak je blog over je leesboek. Zie It's Learning!
Elke week maak je een blog over je leesboek en lever je je blog in.

Grammatica 1:
- Uitleg hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord
Volgende week herhaling van alle lesstof
Noteer in je agenda: Toets Grammatica  8 april!















Slide 2 - Slide

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Slide 3 - Slide

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Doel:
  • Je kunt zelfstandige werkwoorden herkennen in een zin.
  • Je kunt hulpwerkwoorden herkennen in een zin.

Slide 4 - Slide

Zelfstandig werkwoord (zww)
Een zelfstandig werkwoord (zww) kan in z'n eentje - zelfstandig dus - in een zin staan.
  • De geit eet.
  • De koe leeft
  • De hond rent.
  • De kat bijt.

Slide 5 - Slide

Hulpwerkwoord (hww)
Soms wordt het zelfstandig werkwoord een handje geholpen door een ander werkwoord. Zo'n werkwoord heet een hulpwerkwoord (hww). Het hulpwerkwoord kun je weglaten.

  • De geit heeft gegeten. (Het hulpwerkwoord maakt duidelijk dat de geit klaar is.)
  • De koe zal niet lang meer leven. (Het hulpwerkwoord vertelt iets over de toekomst.)
  • De hond wil rennen. (Het hulpwerkwoord vertelt iets extra's.)
  • De kat wordt gebeten. (Het hulpwerkwoord vertelt dat de kat niet zelf bijt.)

Slide 6 - Slide

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 7 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken
bekeken = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 8 - Quiz

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst
gefietst = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 9 - Quiz

Ineke gaat naar de stad.
gaat = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 10 - Quiz

Hij heeft die opdracht moeten maken. 
heeft

moeten

maken
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 11 - Drag question

Wij hadden misschien met dat project mee kunnen doen.
hadden

kunnen

meedoen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 12 - Drag question

Zij zou wel een nieuwe jas willen kopen.
zou

willen

kopen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 13 - Drag question

Noteer alle werkwoorden van de zin:
Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.
timer
0:30

Slide 14 - Open question

Wat is het zelfstandige werkwoord van de zin:
Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.

Slide 15 - Open question

Noteer alle werkwoorden van de zin:
Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?

Slide 16 - Open question

Wat is het zelfstandige werkwoord van de zin:
Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?

Slide 17 - Open question

Noteer het zelfstandig werkwoord van de zin.
Op Koningsdag vieren wij in Nederland de verjaardag van de koning.

Slide 18 - Open question

Noteer het hulpwerkwoord
Hij heeft een milkshake gemaakt.

Slide 19 - Open question

Wat is het hulpwerkwoord uit de volgende zin?

Sanne wilde graag haar moeder helpen.

Slide 20 - Open question

Maak een zin waarbij 'trainen' het zelfstandig werkwoord is.

Slide 21 - Open question

Maak een zin waarin 'hebben' het hulpwerkwoord is.

Slide 22 - Open question

Maak een zin met één
hulpwerkwoord en
een zelfstandig werkwoord.

Slide 23 - Open question

AAN DE SLAG
Werkblad 1.5 Voorzetsel: 
- Opdracht 1 Individueel
- Opdracht 2 Individueel

Slide 24 - Slide

HUISWERK
It's Learning -> Bronnen -> Grammatica Woordsoorten
- Uitleg telwoord leren en werkblad 1.6 Telwoord maken
- Alle woordsoorten herhalen van de module 'Grammatica woordsoorten'
- Extra uitleg en oefenen

Slide 25 - Slide