Quiz gesprekstechnieken

COMMUNICATIE 2





Docent: Wies Welhuis
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Communiceren 1MBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

COMMUNICATIE 2





Docent: Wies Welhuis

Slide 1 - Slide

Welke soort vraag begint altijd met;
wie, welke, waar, hoe, wat
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 2 - Quiz

een voorbeeld van interne ruis tijdens een gesprek is:
A
Er is te veel lawaai om een goed gesprek te voeren.
B
Je gedachten dwalen af (je denkt aan wat er allemaal nog moet gebeuren of je hebt zorgen thuis).
C
Je aandacht wordt afgeleid door iets wat er om je heen gebeurt.

Slide 3 - Quiz

Welke volgorde is juist?
A
Aanloopfase, themafase, planningsfase, slotfase
B
Planningsfase, aanloopfase, themafase, slotfase
C
Aanloopfase, planningsfase, themafase, slotfase
D
Themafase, planningsfase, aanloopfase, slotfase

Slide 4 - Quiz

Bij tweezijdige communicatie worden er boodschappen uitgewisseld tussen 2 personen, waarbij ieder afwisselend zender of ontvanger kan zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Het journaal is een voorbeeld van:
A
Eenzijdige communicatie
B
Tweezijdige communicatie
C
Meerzijdige communicatie

Slide 6 - Quiz

Geef LSD, of gebruik LSD. Wat bedoelen we daarmee?

A
Luisteren, Samenvatten, Doorvragen
B
Lekker Samen met Dierbaren
C
Luisteren, Stil zijn, Doorpakken

Slide 7 - Quiz

In welke van de onderstaande situaties stel je een gesloten vraag?
A
Je wilt de klant aanmoedigen zoveel mogelijk te vertellen.
B
Je bent op zoek naar specifieke informatie.
C
Je wilt empathie tonen.
D
Je wilt controleren of je de klant goed hebt begrepen

Slide 8 - Quiz


Door een gevoelsreflectie:


A
Toon je dat je niet geïnteresseerd bent
B
Geef je de kern weer van de boodschap van de zorgvrager
C
Moedig je iemand aan om door te gaan met zijn verhaal (emoties accepteren)

Slide 9 - Quiz

Met welke reactie toon je de meeste empathie?
A
Wat erg! Had de de deur niet op slot gedaan?
B
Hoe voelt u zich?
C
Het gaat nu vast wel beter met u.

Slide 10 - Quiz

Het doel van feedback geven zou moeten zijn...

A
geruststellen
B
overtuigen en beïnvloeden
C
tips geven om.......
D
verantwoorden van gedrag

Slide 11 - Quiz

De juiste houding om feedback te geven is ...

A
rustig
B
agressief
C
verdedigend
D
aarzelend

Slide 12 - Quiz

Je legt uit wat het doel is van het gesprek en hoelang het ongeveer duurt
A
dit is de planningsfase
B
dit is de themafase
C
dit is de aanloopfase
D
dit is de afsluitende fase

Slide 13 - Quiz

Op welke momenten in een gesprek is het heel belangrijk om samen te vatten
A
Zo vaak mogelijk
B
aan het eind van het gesprek
C
Als je wilt controleren wat de hulpvraag is
D
na de aanloopfase

Slide 14 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een open vraag?

A
Is het vandaag vrijdag?
B
Je hebt het warm zeker?
C
Hoe gaat het met jou?
D
Ben je jarig vandaag?

Slide 15 - Quiz

Wat valt onder non-verbale communicatie
A
De woorden die je uitspreekt
B
De zinnen die je maakt
C
De handbewegingen die je maakt
D
Mimiek

Slide 16 - Quiz

Hoe oud bent u? is een voorbeeld van een...
A
Semi-gesloten vraag
B
Gesloten vraag
C
Open vraag
D
Suggestieve vraag

Slide 17 - Quiz

Wat is een suggestieve vraag?
A
Je legt het antwoord een ander in de mond.
B
Er is maar één antwoord mogelijk.
C
Je kan vragen wat een ander van het gesprek vond.
D
Een vraag waar 2 vragen inzitten.

Slide 18 - Quiz

Een goede manier om empathie te tonen is:
A
Zelf stil zijn en oogcontact te maken
B
Zelf steeds het woord nemen in het gesprek

Slide 19 - Quiz

Wat is wordt bedoeld met parafraseren?
A
Het is in eigen woorden weergeven van wat je tussen de regels door hebt gehoord.
B
Het is het feitelijke samenvatten van wat de ander heeft gezegd.
C
Het is het letterlijk herhalen van de woorden die de ander heeft gezegd.
D
Het is het weergeven van je eigen gevoel bij het gesprek.

Slide 20 - Quiz

Als iemand niet reageert op wat je zegt, dan communiceert hij niet.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Whatts app is een voorbeeld van gesloten en veilige vorm van digitale communicatie
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide