Paragraaf 10.5 - Voortplanting van planten [4]

10.5 Voortplanting van planten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen welke delen van een bloem voor voortplanting zorgen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

10.5 Voortplanting van planten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen welke delen van een bloem voor voortplanting zorgen

Slide 1 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Waarvoor zijn de bloemen van een plant?

Bloemen op een plant zijn voor voortplanting
  • Kroonbladeren > gekleurde bladeren > insecten lokken
  • Kelkbladeren > beschermen de bloem als die nog in knop zit
  • Nectarkliertjes maken nectar > zoete vloeistof > lokt insecten
  • Stamper > vrouwelijk deel van de bloem > voor voortplanting
  • Meeldraden > mannelijke delen van de bloem > voor voortplanting


Slide 2 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Meeldraden en stampers

  • Meeldraden
    - bestaan uit een helmdraad en helmknop
    - maken stuifmeelkorrels > mannelijke voortplantingscellen
    - stuifmeelkorrels samen noem je stuifmeel
  • Stamper
    - bestaat uit de stempel, stijl en vruchtbeginsel (dikke onderkant)
    - hierin zitten zaadbeginsels > bevatten eicellen (1 eicel in ieder zaadbeginsel)
    - eicellen zijn vrouwelijke voortplantingscellen
  • Stuifmeelkorrel + eicel = (bevrucht) zaadje



Slide 3 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
  • Wat? Maken 10.5 – Opdracht 1 t/m 8
  • Hoe? Blz. 106 t/m 109
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 8 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 4 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe de bestuiving bij insectenbloemen en windbloemen gaat

Slide 5 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Hoe komen stuifmeelkorrels op de stamper?

  • Insectenbloemen > insecten vervoeren stuifmeel
    - insecten komen op bloem af > bloem geurt, bloem fel gekleurd is of bloem nectar bevat 
    - stuifmeel plakt aan insect vast en insect gaat naar volgende bloem
    - stuifmeelkorrels blijven plakken op stamper van volgende bloem
  • Windbloemen > stuifmeelkorrels van windbloemen zijn heel klein en licht
    - bij windbloemen neemt de wind stuifmeel mee
    - windbloemen zijn klein en hebben geen geur
    - meeldraden en stampers hangen ver uit de bloem


Slide 6 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
  • Wat? Maken 10.5 – Opdracht 9 t/m 14
  • Hoe? Blz. 110 t/m 112
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 9 t/m 14 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 7 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe een stuifmeelkorrel een eicel bevrucht
  • Je kunt uitleggen hoe na bevruchting vruchten en zaden ontstaan

Slide 8 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Wat gebeurd er na de bestuiving?
Stuifmeelkorrel groeit naar eicel toe

  1. stuifmeelkorrel beland op stamper
  2. er groeit een buisje uit > de stuifmeelbuis
  3. kern van stuifmeelkorrel gaat tijdens groeien van stuifmeelbuis
    mee naar vruchtbeginsel
  4. stuifmeelbuis eindigt in het zaadbeginsel bij een eicel
  5. kern van stuifmeelkorrel dringt eicel binnen 
  6. kern van stuifmeelkorrel versmelt met kern eicel > bevruchting
  7. er ontstaat een zaadje

Slide 9 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Er ontstaan vruchten met zaden

  1. Bloemen verschrompelen
    - kroonbladeren verkleuren, verschrompelen en vallen af
    - bij veel vruchten blijven kelkbladeren zitten
  2. Zaadbeginsel wordt zaad
    - bevruchte eicel ontwikkelt zich tot kiem > kiem is het jonge plantje wat in het zaad zit
    - terwijl kiem groeit ontwikkelt rest van zaadbeginsel zich tot zaad
    - zaad bestaat uit een kiem en twee zaadlobben met reservevoedsel 
    - de kiem gebruikt het reserve voedsel tijdens het ontkiemen > als jonge plantje uit zaadje komt
  3. Het vruchtbeginsel wordt vrucht
    - het vruchtbeginsel gaat groeien en verandert in een vrucht
    - alle vruchten hebben één of meer zaden
    - voortplanting is pas klaar als zaden op een plek komen waar ze kunnen ontkiemen en uitgroeien tot nieuwe plant

Slide 10 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
  • Wat? Maken 10.5 – Opdracht 15 t/m 20
  • Hoe? Blz. 112 t/m 115
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 15 t/m 20 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 11 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe een zaadje gebouwd is en hoe een nieuw plantje uit een zaadje groeit
  • Je kunt beschrijven hoe planten ontstaan zonder dat er bevruchting is geweest

Slide 12 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Hoe groeit uit een zaadje een nieuwe plant?
 

  • De kiem en de ontkieming
    - bevruchte eicel ontwikkelt zich tot kiem
    - de kiem is jong plantje in het zaadje
    - om zaadje zit een zaadhuid > beschermt de kiem
    - kiem zit tussen twee zaadlobben > bevatten voedingsstoffen
    - na voldoende water en warmte begint het ontkiemen van de plant

Slide 13 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Hoe groeit uit een zaadje een nieuwe plant?

 

Slide 14 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Wat gebeurt er in een plantenleven?

Levenscyclus van een plant:
  1. Zaden ontkiemen er groeit een nieuwe
    plant in het voorjaar
  2. Jong plantje wordt volwassen plant
  3. Volwassen plant krijgt bloemen
  4. Uit bloemen ontstaan zaden
  5. Zaden worden verspreid en in het nieuwe
    voorjaar gaan ze ontkiemen


Slide 15 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
Hoe gaat voortplanting zonder bevruchting?

  • Voortplanting met bevruchting
    - geslachtelijke voortplanting
    - zaden
  • Voortplanting zonder bevruchting
    - ongeslachtelijke voortplanting
    - bollen / knollen / uitlopers

Slide 16 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
  • Knollen > verdikte stengels die onder de grond groeien
    - knollen krijgen uitlopers, hieruit groeien nieuwe planten, bijv. aardappel

  • Bollen > stukje stengel onder de grond met korte, dikke bladeren
    - in de dikke bladeren zit reservevoedsel > rokken
    - tussen de rokken ontstaan klisters > deze groeien uit tot nieuwe bollen
    uit nieuwe bollen kunnen nieuwe planten groeien, bijv. uien en tulpen


  • Uitlopers > sommige planten maken lange stengels boven de grond
    - aan deze lange stengels komen wortels waaruit nieuwe planten groeien

Slide 17 - Slide

10.5 Voortplanting van planten
  • Wat? Maken 10.5 – Opdracht 21 t/m 29
  • Hoe? Blz. 115 t/m 119
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 15 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 21 t/m 29 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
15:00

Slide 18 - Slide